Daglicht via het dak: voorschriften en ontwerpdetails | 22-april-2018 |
Voordat je een dakraam, lichtkoepel of dakkapel in gaat bouwen, is het verstandig je goed voor te bereiden
Of je de dakkapel nu prefab aan laat rukken, of je gaat ambachtelijk aan de slag; of je het dakraam of de lichtkoepel in laat bouwen of je bent zelf handig - in alle gevallen moet er toch op een paar punten gelet worden. Lees je hier in over daglichttoetreding, vergunningen en ontwerpdetails.
Voorschriften voor daglicht via het dak
Dakramen en dakkapellen kunnen worden gekeurd volgens de eisen volgens NEN 3661. Deze keuring kan resulteren in een KOMO attest-met-productcertificaat.
Ten aanzien van daglichttoetreding in woningen en woongebouwen is in het Bouwbesluit afdeling 3.11 voorgeschreven dat in een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsruimte, met het oog op het kunnen toetreden van daglicht en het naar buiten kunnen kijken, bepaald overeenkomstig NEN-EN 17037, een equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in die norm, aanwezig moet zijn, die tenminste gelijk is aan 10% van de vloeroppervlakte van het verblijfsgebied met een minimum van 0,5 m2.
Ten aanzien van daglichttoetreding in niet voor bewoning bestemde gebouwen geldt bovenstaande, waarbij de vloeroppervlakte tenminste gelijk is aan 5%, met een minimum van 0, 5 m2 (voor kantoorfuncties geldt een minimum van 2,5% en 0,5 m2).
Eisen daglichttoetreding: Bouwbesluit en NEN-EN 17037
De eisen ten aanzien van de daglichttoetreding tot voor bewoning bestemde gebouwen staan vermeld in het Bouwbesluit en in NEN-EN 17037. In het Bouwbesluit is voorgeschreven, met het oog op het kunnen toetreden van daglicht en het naar buiten kunnen kijken, dat een daglichtoppervlakte aanwezig moet zijn, bepaald overeenkomstig NEN-EN 17037, die tenminste gelijk is aan 10% van het vloeroppervlakte van het verblijfsgebied met een minimum van 0,5 m2.
De daglichttoetreding, berekend volgens NEN-EN 17037, is voor zowel verticale als hellende daglichtopeningen van toepassing. Indien de hellingshoek van de daglichtopening groter is dan of gelijk aan 80° en kleiner dan of gelijk aan 100°, is er sprake van een verticale daglichtopening.
Indien de hellingshoek van de daglichtopening kleiner is dan 80°, is er sprake van een naar binnen hellende daglichtopening.
Equivalente daglichtoppervlakteDe equivalente daglichtoppervlakte van de daglichtopening wordt berekend met behulp van de formule: A e,i = A d,i x C b,i x C u,i A e,i is de equivalente daglichtopening, in m2; A d,i is de oppervlakte van de doorlaat van een daglichtopening, in m2; C b,i is de belemmeringsfactor; C u,i is de uitwendige reductiefactor. |
De belemmeringsfactor kan in tabel 1 van NEN-EN 17037 (verticale daglichtopeningen) en tabel 2 van NEN-EN 17037 (hellende daglichtopeningen) afgelezen worden en kan variëren van 0 tot 1, afhankelijk van de belemmeringshoek. Bouwbesluit artikel 3.134 eist dat de belemmeringshoek niet kleiner mag zijn dan 25º.
De uitwendige reductiefactor wordt gelijk gesteld aan 1 indien zich voor de daklichtopening geen of een doorzichtige scheidingsconstructie bevindt.
Het Bouwbesluit geeft aan dat daglichtopeningen met een lagere TL-waarde dan 0,6 (= de oude LTA-waarde) ook meegeteld mogen worden in de daglichtberekening. Als daarmee het resultaat voor goedkeuring van de daglichtberekening staat of valt, dan is de mate van toetreding van daglicht tot een ruimte ter beoordeling van bouw- en woningtoezicht van de gemeente.
Vergunningen
Zijn daklichten, daglichtbuizen, dakramen en lichtkoepels vergunningsvrij of niet? Hoofdredacteur Margo van Voskuilen zocht het voor je uit in het artikel Zie het licht met een daglichtbuis! |
Ontwerpdetails voor daglicht via het dak
Vanuit lichttechnisch, warmtetechnisch en constructief oogpunt moeten onderstaande aandachtspunten goed doordacht worden.
Lichttechnische overwegingen
De verlangde verlichtingssterkte bepaalt de grootte van het lichtdoorlatende vlak van het raam en, in enkele gevallen, indien het een grote ruimte betreft, het aantal en de verdeling.
De gelijkmatigheid van de daglichtvoorziening
Lichtkoepels geven een betere verdeling van het licht dan lichtstraten; door lichtdiffunderende daklichten toe te passen ontstaan geen slagschaduwen; sheddaken op het noorden gericht geven een gelijkmatige min of meer diffuse verlichting zonder directe zoninstraling; toe te passen op plaatsen waar directe zoninstraling schade kan toebrengen aan daar opgeslagen of gefabriceerde producten (textiel, papier, vleeswaren, drukwerk, enz.) of daar waar directe zoninstraling als zeer hinderlijk wordt ondervonden (scholen, tekenkamers, fijnmechanische industrieën).
Warmtetechnische overwegingen
De warmteweerstand van de omringende dakconstructie bepaalt de keuze van de meervoudige beglazing. Denk er ook aan dat door de directe zoninstraling bij dakramen onder de beglazing temperaturen kunnen oplopen tot ca. 60°C. Dit bepaalt de keuze van ramen met al dan niet ingebouwde zonwerende voorzieningen of de mogelijkheid deze later in de bouwen.
Verder moet de isolatiewaarde in de gaten gehouden worden. Voor daken waarvan de bestaande isolatie wordt vervangen geldt dat ná de klus de Rc-waarde minimaal 2,0 m²·K/W moet zijn. Was de Rc-waarde van het dak voor de ingreep al hoger, dan mag die na de verbouwing zeker niet lager uitvallen (Bouwbesluit artikel 5.6 lid 2). Wordt een ongeïsoleerd dak nageïsoleerd dan kan het, afhankelijk van de aarde van de verbouwing, ook vallen onder de nieuwbouwregels. Daken die in zijn geheel vervangen worden, moeten zowieso aan de nieuwbouwregels voldoen. Daarvoor wordt in artikel 5.6 lid 4 verwezen naar artikel 5.3 lid 3. Vervolgens vinden we dan in tabel 5.1 dat de Rc-waarde van nieuwbouwdaken minimaal 6,0 m²·K/W moet zijn.
Voor dakkapellen die geheel nieuw worden aangebracht op een bestaand dak gelden ook de nieuwbouweisen. In het kort komt het erop neer dat deze dakkapel aan de volgende eisen moet voldoen (artikel 5.3 lid 1 t/m 7):
- Dak dakkapel: Rc-waarde minimaal 6,0 m²K/W;
- Zijwangen dakkapel: U-waarde maximaal 1,65 W/m²K;
- Ramen en kozijnen dakkapel: U-waarde maximaal 2,2 W/m²K, met een gemiddelde van 1,65 W/m²K.
Dakramen en lichtkoepels zijn gelijk te stellen aan ramen en kozijnen. Daarvoor gelden bij nieuw te plaatsen dakramen en lichtkoepels de eisen voor nieuwbouw van de maximale U-waarde 2,2 W/m²K, met een gemiddelde van 1,65 W/m²K.
Constructieve overwegingen
Dakdoorbrekingen
- De meeste bestaande hellende daken hebben een gordingenkap. De afstand tussen de gordingen onderling bedraagt 1.000 tot 1.500 mm. Bij toepassing van dakkapellen en dakramen (hoogte uitsparing > gordingenafstand) zal een gording moeten worden onderbroken. De onderbroken einden van de gording worden d.m.v. slapers met boven- en onderliggende gording verbonden (raveelconstructie). De raveelconstructie omsluit de uitsparing t.b.v. dakraam of dakkapel;
- Veel platte daken, vooral van later aangebouwde uitbouwen, hebben houten dakbalken. De afstand tussen de dakbalken bedraagt meestal ca. 600 mm h.o.h. Als een lichtkoepel of dakvenster wordt ingebouwd moet een dakbalk onderbroken worden. De onderbreking wordt d.m.v. een raveelconstructie opgelost, t.b.v. de lichtkoepel of het dakvenster;
- Voor dakramen, lichtkoepels en dakkapellen die in prefab dakelementen worden verwerkt, worden de maten vooraf opgegeven. Met de verdeling van de ribben en benodigde dwarsbalken wordt er rekening gehouden met de benodigde sparing.
Aansluiting op de dakbedekking
Bij een dakdoorbreking voor een dakraam of dakkapel in het pannendak kan aan één zijde een dubbele welpan toegepast worden. Een waterdichte aansluiting aan de onderzijde van dakramen op de dakbedekking wordt verkregen d.m.v. gootstukken. De gootstukken zijn universeel van vorm of verkrijgbaar in twee typen, één voor geschubde en één voor vlakke of gegolfde dakbedekking. In een aantal gevallen kan de aansluiting ook met loodslabben of flexibele kunststof slabben worden uitgevoerd. Deze oplossing is esthetisch gezien minder fraai.
Relatie daksparingsmaat en raamafmeting
Indien een aantal pannen van het dak wordt weggenomen, ontstaat in de breedte een opening (indekbreedte) die gelijk is aan: n x werkende breedte van de pannen minus een overlap. Voor betondakpannen gelden een andere werkende breedte dan voor bijvoorbeeld de Opnieuw Verbeterde Holle dakpan (OVH). Deze afmetingen vormen voor de fabrikant een aanknopingspunt voor de indekbreedte. De hoogte van de daksparing, ontstaan door het wegnemen van een aantal pannen, is minder kritisch dan de breedte. De variaties in panlengten worden meestal opgevangen door de afmetingen van het onderste gootstuk en/of loodslabbe.
Enige algemene aanwijzingen
- Daklichten volgens een regelmatig patroon in het dak plaatsen;
- Daklichten met lichtdiffunderende werking toepassen om lichtvlekken te voorkomen;
- Daklichten h.o.h. niet verder uit elkaar plaatsen dan de afstand dak tot werkvlak, om een gelijkmatige verlichting te krijgen;
- Bouwtechnisch is het gewenst de rand c.q. opstand i.v.m. mogelijk wateroverlast hoger te maken dan de dakrand;
Vaak is het mogelijk door een geringe verplaatsing van de gordingen of door grotere daklichten, de benodigde raveelconstructie achterwege te laten.
Kriebelen je handen en wil je aan de slag? |