Verlichting - terminologie

Lichtstroom, Lichtsterkte, Verlichtingssterkte, Kleurtemperatuur, Kleurweergave

Binnen de wereld van verlichting wordt een veelheid aan grootheden en eenheden gebruikt. Om enig inzicht in verlichting te krijgen, leggen we hier de belangrijkste uit.

 
 
Kleurtemperatuur
Wanneer je naar een wit voorwerp kijkt, zul je denken dat het ongeacht de omgeving overal even wit is - onze hersenen regelen dat. In werkelijkheid zal de witte kleur binnen iets geler zijn en buiten iets blauwer. Dat komt omdat elke lichtbron zijn eigen kleurtemperatuur heeft, hier het verschil tussen zonlicht buiten en binnenverlichting. Dit verschil wordt in de kleurtemperatuur van een lichtbron uitgedrukt, in Kelvin en staat voor de temperatuur dat ijzer heeft, dat door verhitting licht geeft. Bij matige verhitting, 3.000 K, geeft het oranje licht, maar als het heter wordt, verandert die kleur in wit, 5.500 K. Dat is de kleurtemperatuur van daglicht. Als het ijzer nog heter wordt, geeft het blauw licht.
Kleurtemperatuur van de zon 

Voor het vaststellen van de kleurtemperatuur van lichtbronnen wordt het vergeleken met ijzer dat verhit wordt. De reden dat ijzer hiervoor gebruikt wordt, is dat de lichtkleur van ijzer bij verhitting overeenkomt met de lichtkleur die de sterren en de zon geven, zie de foto bij dit artikel. Deze hemellichamen  zijn tenslotte ook ijzeren lichamen die vanbinnenuit verhit worden en daardoor licht afgeven.

 
Aantal KelvinOmschrijving
10.000Daglicht met onweer
7000Daglicht met regen
6000Koel wit daglicht met een helder blauwe lucht en middagzon
5500Standaard wit daglicht met een heldere lucht
4800Daglicht met direct zonlicht
4000Wit licht met een warme gloed (TL-lampen)
3000Warm licht (halogeenlampen)
2800Warm licht (gloeilamp)
2200Warm licht (HPS lampen)
1900Warm licht (kaarslicht)
Kleurweergave

De CRI (Coloring Rendering Index) geeft de kwaliteit aan van de kleurweergave van een verlicht object, ten opzichte van een zwarte straler met dezelfde kleurtemperatuur als de testlamp. De zwarte straler wordt gezien als de ideale lichtbron en heeft per definitie een CRI van 100, waarmee de kleuren van het object zo optimaal mogelijk worden weergegeven. Voor de CRI wordt op de weergave van 8 kleuren getest, waarin de kleurwaarneming door het menselijk oog is verwerkt. Hieronder zie je de mogelijke CRI van verschillende lampsoorten.

LampsoortCRI
Lagedruknatrium lamp0
Hogedruk natriumlamp22
Witte tl-lamp80-90
Hogedruk metaalhalidelampen90
LED>90
Gloeilamp (wordt niet meer verkocht)100
Lichtstroom, Φ

Met lumen (lm) wordt de hoeveelheid uitgezonden licht aangegeven; dit is de lichtopbrengst. De lichtstroom van een lichtbron wordt bepaald door het vermogen, lm/Watt, en van de kleur van het licht.

Lichtsterkte, I

De lichtsterkte is de in een bepaalde richting uitgestraalde lichtstroom en wordt in candela, cd, uitgedrukt. De lichtstroom en de lichtsterkte verhouden zich met elkaar door de ruimtehoek Ω, die is bepalend voor hoe groot een voorwerp er vanaf de lichtbron gemeten uit ziet:
 

I [cd] = Φ [lm] / Ω
Verlichtingssterkte, E

De verlichtingssterkte E wordt in lux uitgedrukt. De relatie tussen I, lichtsterkte, en E, verlichtingssterkte wordt bepaald door de afstand (r) tot het te verlichten voorwerp of het oppervlak (A):
 

Epunt [lx] = I [cd] / r2 [m]      of      Egemiddeld [lx] = I [cd] / A [m2]

Foto door: HamZa NOUASRIA op Unsplash

« Nieuws overzicht