Omschrijving
Onder een plafondafwerking wordt verstaan de afwerking die direct of met behulp van een regelwerk tegen de onderzijde van een verdiepingsvloer of een dakconstructie is aangebracht. Voor verlaagde plafonds zie de pagina Basiskennis Bouwkunde over Verlaagde plafonds.
Meteen een product vinden? >> Pleisterwerk op NBD-Online |
Kenmerken
- Plafondafwerkingen van pleisterwerk;
- Plafondafwerkingen van plaatmateriaal;
- Spanplafonds.
Referentienummers
- (45) Plafondafwerkingen
- 40.40 pleisterwerk, 45.46 aftimmeringen
- Plafondafwerking, Pleisterlaag plafond
Samenstelling
Systeemopbouw van plafondafwerkingen
Plafondafwerkingen zijn rechtstreeks of met behulp van een regelwerk tegen de onderzijde van een verdiepingsvloer of een dakconstructie aangebracht.
Onderscheiden kunnen worden:
- Plafondafwerkingen van pleisterwerk;
- Plafondafwerkingen van plaatmateriaal;
- Spanplafonds.
Elementopbouw van plafondafwerkingen
Pleisterwerk
Plafondafwerkingen van pleisterwerk vormen een gesloten, naadloze plafondafwerking, die verkregen wordt door het met de hand of door middel van spuiten aanbrengen van een pleisterspecie. Het pleisterwerk kan uit één of meerdere lagen zijn opgebouwd, die ieder een eigen functie hebben. Naast een directe afwerking van de onderzijde van de constructie kan gebruik gemaakt worden van pleisterdragers.
Plaatmateriaal
Plafondafwerkingen van plaatmateriaal vormen een niet-naadloze plafondafwerking opgebouwd uit platen, stroken of tegels. Deze plaatmaterialen worden rechtstreeks of met behulp van een regelwerk tegen de constructie aangebracht.
Bij toepassing van houten balklagen als vloer- of dakconstructie kan de plafondafwerking ook tussen de balken worden aangebracht.
Spanplafonds
Spanplafonds vormen een gesloten, naadloze plafondafwerking die vrijdragend is. Deze plafonds worden opgebouwd door het spannen van kunststofdoek tussen op de wanden aangebrachte spanprofielen. Door de beperkte toepassing van spanplafonds in de praktijk, wordt dit type in dit hoofdstuk behandeld.
Tot de plafondafwerkingen worden in de regel ook de vrijdragende plafonds gerekend. Dit zijn plafonds die niet rechtstreeks tegen de vloer- of dakconstructie zijn bevestigd, maar tegen plafondhangers, waardoor een zelfdragend plafond wordt verkregen. Het doel van deze werkwijze is meestal het verbreken van contact met de bovengelegen constructie ter verbetering van de geluidsisolatie. Omdat deze bevestigingsmethode weinig invloed op de plafondafwerking heeft, zal in dit hoofdstuk alleen waar dit relevant is onderscheid worden gemaakt tussen vrijdragende plafonds en de overige typen.
Materiaal van plafondafwerkingen
Pleisterwerk
Pleisterwerk bestaat uit een mortel die is samengesteld uit zand, gips, kalk en cement. De functie van de lagen bepaalt de dikte van de samenstelling.
Dragers voor pleisterwerk kunnen bestaan uit:
- Gaasachtig materiaal;
- Plaatmateriaal.
Plaatmateriaal
Plaatmaterialen voor plafondafwerkingen zijn te onderscheiden in:
- Organisch:
- Gips(karton), natuurlijk of synthetisch;
- Houtproducten, natuurlijk;
- Kurk, natuurlijk;
- Kunststof, synthetisch.
- Anorganisch:
- Mineralen (gebonden korrels of vezels);
- Metalen.
Spanplafonds
Het kunststofdoek dat wordt gebruikt voor spanplafonds bestaat uit een Pvc-folie of een polyesterdoek met PU-coating. De spanprofielen zijn gemaakt van metaal, hout of kunststof (PVC).
Vorm en afmeting
Vorm, afmetingen en gewicht van plafondafwerkingen
Afwerking | Vorm | Afmetingen | Gewicht (N/m2) | Opmerkingen |
Pleisterwerk | Vlak, eventueel voorzien van ornamenten | Bepaald door de ruimte waarin het wordt toegepast | 350 | Naadloos |
Plaatmateriaal | Vlak en geprofileerd | Zie Plafondafwerkingen, plaatmateriaal (NL/SfB (45)R). De max. overspanning van vrijdragende plafonds bedraagt ca. 4 m | 6 - 120 | Niet naadloos |
Spanplafonds | Vlak | Breedte tot 6 m (polyester) of 1,5 m (pvc) | 2,5 | Naadloos, eventueel dilatatie bij grotere breedtes |
Uiterlijk van plafondafwerkingen
- Oppervlaktestructuur:
- De oppervlaktestructuur van pleisterwerk wordt grotendeels bepaald door de afwerklaag en kan variëren van glad en dicht (blauw en wit pleisterwerk) tot korrelig (fijn schuurwerk);
- Plaatmaterialen bieden een zeer uiteenlopende keuzemogelijkheid aan oppervlaktestructuren;
- Spanplafonds hebben een glad oppervlak.
- Kleur:
- Gestukadoorde plafonds zijn in de regel wit of blauwachtig en kunnen door het aanbrengen van muurverf van elke gewenste kleur zijn voorzien. Aan spuitpleisters kunnen kleurstoffen zijn toegevoegd, zodat de afwerklagen door en door dezelfde kleur hebben;
- Plafondafwerkingen van plaatmateriaal zijn meestal voorzien van een oppervlaktebehandeling die tevens bepalend is voor de kleur van het plafond;
- Spanplafonds worden standaard wit in de handel gebracht, maar zijn tegenwoordig ook in meerdere kleuren leverbaar. Ook een fotoprint is mogelijk, alsook doorschijnend witte spanplafonds waarachter ledverlichting kan worden aangebracht.
- Glans:
- Pleisterwerk plafonds zijn over het algemeen mat;
- Alle plaatmaterialen zijn in onbehandelde toestand mat met uitzondering van metaal en harde kunststoffen;
- Spanplafonds van pvc zijn zowel glanzend als mat leverbaar; spanplafonds van polyesterdoek zijn alleen mat leverbaar.
Prestaties
Mechanische eigenschappen van plafondafwerkingen
Productsterkte
In Nederland zijn geen voorschriften voor de sterkte en stijfheid van plafondconstructies. Voor wat de doorbuiging betreft wordt hier, evenals in Duitsland, algemeen de regel aangehouden dat de doorbuiging van vlakke plafonds niet meer mag bedragen dan 1/1000 en van geprofileerde plafonds niet meer dan 1/500 van de overspanning.
Oppervlakte-eigenschappen
Onderzoeksresultaten hebben aangetoond dat pleisterwerk bij toepassing van de juiste morgelsamenstelling, behorend bij een bepaalde ondergrond daar vrijwel altijd voldoende op gehecht is.
Slechts in enkele gevallen zullen extra maatregelen noodzakelijk zijn voor een voldoende hechting.
Dynamische eigenschappen
Bij toepassing van plafonds in sportzalen verdient het aanbeveling rekening te houden te houden met incidentele belastingen ten gevolge van balsporten en hiervoor z.g. balvaste of druk vaste plafonds toe te passen. Voor de bepaling hiervan kan gebruik gemaakt worden van DIN 18032.
Vuur, explosie en plafondafwerkingen
In de normen “Brandbeveiliging van gebouwen” is de basiseis opgenomen. Deze eis houdt in dat een onderdeel van een gebouw niet zodanig mag zijn samengesteld, dat dit spoedig na het uitbreken van een brand grote hoeveelheden rook ontwikkelt of geheel in brand staat. De brandveiligheid van gebouwen wordt mede bepaald door de gekozen plafonds.
Voorts stelt het Bouwbesluit (Artikel 2.107. en Artikel 7.15) een aantal eisen aan plafonds betreffende brandwerendheid, brandvoortplanting, rookontwikkeling en druppelvorming.
Brandbaarheid
De methode om te bepalen of een bouwmateriaal al dan niet als onbrandbaar moet worden beschouwd is vastgelegd in NEN-EN 13501-1 en NEN 6064. De hierin voorgeschreven beproevingswijze geeft een onderscheid dat uit brandveiligheidsoverwegingen gehanteerd kan worden.
Bij de beproeving zijn criteria gesteld waaraan een materiaal dient te voldoen om als onbrandbaar te worden aangemerkt. Voldoet het niet aan één of meerdere van deze criteria, dan wordt het als niet-onbrandbaar aangemerkt.
Naar deze maatstaven worden alleen staal, aluminium en enkele specifieke materialen voor brandwerende constructies als onbrandbaar worden aangemerkt.
Brandvoortplanting
Onder brandvoortplanting wordt verstaan het zich uitbreiden van een brand in een ruimte. De bepaling van de bijdrage tot de brandvoortplanting van bouwmaterialen staat vermeld in NEN-EN 13501-1. De mate waarin een materiaal bijdraagt tot brandvoortplanting wordt volgens deze norm bepaald door de klasseindeling volgens vlamuitbreiding en vlamoverslagintensiteit. Deze indeling loopt van A1/A2 - B - C - D - E - F, waarbij de materialen met klasse A1 de minste bijdrage leveren en die met klasse F als ontoelaatbaar moeten worden beschouwd.
Het Bouwbesluit verlangt van plafonds in tot bewoning bestemde gebouwen dat de bijdrage tot de brandvoortplanting als bedoeld in NEN-EN 13501-1 niet meer mag bedragen dan volgens:
- Klasse B - S2: in gemeenschappelijke vluchtwegen, behoudens de gevallen genoemd onder het volgende punt;
- Klasse C - S2:
- in niet gemeenschappelijke vluchtwegen en in
- Open gemeenschappelijke vluchtwegen
- Besloten gemeenschappelijke vluchtwegen ten behoeve van woningen of wooneenheden die over twee of meer vluchtwegen beschikken
- Gangen in gemeenschappelijke bergruimten
- Klasse D - S2: in overige gevallen.
- Aan plafonds van niet tot bewoning bestemde gebouwen kunnen volgens het Bouwbesluit nadere eisen worden gesteld ten aanzien van het beperken van de bijdrage tot brandvoortplanting als bedoeld in NEN-EN 13501-1.
Rookontwikkeling
De mate van rookontwikkeling van een materiaal bij brand wordt uitgedrukt in rookklasse S. De beproeving en beoordeling van de rookontwikkeling zijn vastgesteld in de NEN-EN 13501-1. De indeling is als volgt:
Tabel 3
Materialen met een: | Rookklasse S |
Zeer beperkte rookontwikkeling | S1 |
Beperkte rookontwikkeling | S2 |
Geen beperking aan de rookontwikkeling | S3 |
Brandwerendheid
Volgens NEN-EN 13501-1 wordt onder de brandwerendheid van een bouwdeel verstaan de maximale tijd (uitgedrukt in minuten) gedurende welke een bouwdeel zijn functie vervult bij een bepaalde voorgeschreven verhitting. Deze functie kan zijn dragend, scheidend, dan wel dragend en scheidend.
Plafonds op zichzelf hebben deze functie niet, maar mogen wel meegerekend worden bij de bepaling van brandwerendheid van de vloeren waartegen ze zijn aangebracht, zie Basiskennis Bouwkunde Vloeren.
De brandwerendheid van plafonds wordt dan ook hoofdzakelijk bepaald in samenhang met het vloertype waartegen ze zijn aangebracht.
Speciale brandwerende plafonds en plafonds afgewerkt met pleisterwerk kunnen de brandwerendheid van een vloer in belangrijke mate verhogen, zie Basiskennis Bouwkunde Plafondafwerkingen.
Betreffende brandwerendheid kunnen volgens het Bouwbesluit nadere eisen gesteld worden aan verlaagde plafonds in niet tot bewoning bestemde gebouwen, indien zich daarboven leidingen, kabels e.d. bevinden die uit veiligheidsoverwegingen bijzondere bescherming tegen brand behoeven.
Voorts stelt het Bouwbesluit dat plafonds, die doorlopen wanden, een brandwerendheid moeten hebben die tenminste gelijk is aan de helft van de voor die wanden vereiste brandwerendheid.
Gedrag bij brand
Gesloten plafondsystemen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de brandwerendheid van vloeren. Hiervoor zijn een aantal afwerkingsmaterialen op basis van cement of gips zeer geschikt. Bij toepassing van dergelijke materialen vormt het metaal van de draag- en ophangconstructie veelal de zwakste plek. In geval van brand kan door vormveranderingen (staal) of ten gevolge van een laag smeltpunt (aluminium) de draag of ophangconstructie maatgevend blijken te zijn voor de brandweerstand van de totale plafondconstructie.
De toepassing van een “onzichtbaar” draagsysteem geeft daardoor in de regel een extra bescherming aan de draagconstructie en verhoogt de brandweerstand van het plafond.
Gassen, vloeistoffen, vaste stoffen op plafondafwerkingen
Vochtopname
Een aantal plafondafwerkingen zullen slechts toepasbaar zijn in ruimten waarvoor de klimaatcondities I of II gelden zoals deze zijn omschreven in de NEN 3253 (ingetrokken sinds 18-04-2008, niet vervangen).
Enkele soorten kunnen namelijk ten gevolge van vochtopname grote vormveranderingen ondergaan of hun samenhang verliezen, zie Bestandheid.
Bestandheid
Bij toepassing van plafonds die een grote warmteweerstand hebben, zoals bijvoorbeeld sommige akoestische plafonds, kan bij platdakconstructies een z.g. “koud-dak” situatie ontstaan. Indien ten gevolge hiervan tussen dak en plafond regelmatig condensatie optreedt, kan dit vochtaantasting van de plafondafwerking veroorzaken.
Zie ook Basiskennis Bouwkunde Verlaagde plafonds.
Thermische eigenschappen van plafondafwerkingen
Geleiding
Volgens het Bouwbesluit mogen plafonds worden meegerekend bij de bepaling van de warmteweerstanden van vloeren en daken. Verder stelt het Bouwbesluit eisen wanneer aan welke waarden moet worden voldaan, zie ook Vloeren.
De bijdrage die plafondafwerkingen kunnen leveren aan de warmteweerstand(R) van een vloer- of dakconstructie kan worden vastgesteld aan de hand van de warmtegeleidingscoëfficiënt (λ) van het plafondafwerkingsmateriaal.
De bijdrage die spanplafonds kunnen leveren, bestaat uit de isolatiewaarde van de gevormde luchtspouw met de overgangsweerstand.
Optische eigenschappen van plafondafwerkingen
Kleurechtheid
Plafondafwerkingen van hout of houtproducten (zachtboard, triplex) die onbehandeld worden toegepast zullen onder invloed van uv-stralen verkleuren. Bij hout hoeft dit geen bezwaar te zijn. Behandeling om verkleuring tegen te gaan is mogelijk. Zachtboard in tegelvorm wordt hoofdzakelijk voorzien van een oppervlaktebehandeling in de handel gebracht.
Akoestische eigenschappen van plafondafwerkingen
Het absorptievermogen van (verlaagde) plafondafwerkingen kan in vele gevallen nog verhoogd worden door in de ruimte tussen de vloerconstructie en plafondafwerking minerale wol dekens op te nemen.
Akoestische verbeteringen in bijzondere gevallen zoals congresruimten of concertzalen worden verkregen door het in een bepaalde verhouding samengaan van verstrooiing en absorptie van het geluid. Verstrooiing van geluid door het plafond wordt dan bijvoorbeeld verkregen door het plafond aan te brengen in niet horizontale vlakken (knikken, buigen, zaagtanden etc.).
Luchtgeluidisolatie
In NEN 1070 worden functionele eisen gesteld aan de geluidsisolatie tussen ruimten in woongebouwen. Plafonds worden daarbij niet afzonderlijk beschouwd, maar als onderdeel van de totale vloerconstructie.
De bijdrage die plafonds aan de luchtgeluidsisolatie van vloerconstructies kunnen leveren, is in de regel gering. Voor luchtgeluidsisolatie is namelijk een gesloten constructie van voldoende massa nodig. Van de plafondafwerkingen kunnen alleen de gepleisterde soorten hieraan redelijk voldoen.
Om te kunnen voldoen aan de eisen gesteld in NEN 1070 kan gebruik worden gemaakt van de NPR 5070. Bij een zorgvuldige uitvoering van de daarin aanbevolen constructieve oplossingen mag verwacht worden dat de minimale isolatie-index volgens NEN 1070 kan worden gehaald.
Contactgeluidisolatie
Ook voor contactgeluidisolatie staan eisen in NEN 1070, waarbij plafonds niet afzonderlijk maar als onderdeel van de vloerconstructie worden beschouwd. Een voldoende isolatie-index voor contactgeluid volgens de norm wordt in de regel vooral verkregen indien het ontstaan van trillingen in de vloerconstructie voldoende wordt tegengegaan. Plafonds die aan de vloerconstructie worden opgehangen leveren dan ook nauwelijks een bijdrage aan de contactgeluidisolatie. Een uitzondering hierop is het z.g. buigslappe plafond. De vrijdragende verlaagde plafonds kunnen wel voor een merkbare verbetering van de contactgeluidsisolatie zorgen.
Geluidabsorptie
In tegenstelling tot de geluidsisolatie kunnen plafondafwerkingen wel een belangrijke bijdrage leveren aan de geluidsabsorptie.
De grootte van het absorberend vermogen wordt uitgedrukt in de absorptiecoëfficiënt α. Deze z.g. statische absorptiecoëfficiënt geeft de verhouding weer tussen geabsorbeerd en teruggekaatst geluid en varieert van o (volledige terugkaatsing) tot 1 (volledige absorptie).
De absorptiecoëfficiënt van een materiaal kan volgens de verschillende methoden worden gemeten. In de NEN 5077 worden de methoden gehanteerd met de formules van Sabine. De langs deze weg gevonden waarden worden aangeduid met αs of αsab. Naast de bepaling van de absorptiecoëfficiënt volgens Sabine kan gebruik worden gemaakt van de gegevens zoals deze worden vermeld in de NPR 5071. Zie ook Basiskennis Bouwkunde Verlaagde plafonds.
Materialen die door hun structuur een goede geluidsabsorptie bezitten of deze door perforeren of inzagen kunnen krijgen zijn minerale wol, gipskartonplaten, gips, metaal, spaanplaat, houtwolplaat, kunststofschuimplaten met open cellen en een geribd of piramidevormig oppervlak, kurk, hout en doek (spanplafonds).
Het absorptievermogen van (verlaagde) plafondafwerkingen kan in vele gevallen nog verhoogd worden door in de ruimte tussen de vloerconstructie en plafondafwerking minerale wol dekens op te nemen.
Akoestische verbeteringen in bijzondere gevallen zoals congresruimten of concertzalen worden verkregen door het in een bepaalde verhouding samengaan van verstrooiing en absorptie van het geluid. Verstrooiing van geluid door het plafond wordt dan bijvoorbeeld verkregen door het plafond aan te brengen in niet horizontale vlakken (knikken, buigen, zaagtanden etc.).
Toepassing
Functionele bruikbaarheid van plafondafwerkingen
Een aantal plafondafwerkingen is zowel buiten (galerijen, luifels e.d.) als binnen toepasbaar. Uitsluitend voor binnen geschikt zijn de meeste pleisterwerken, gipsproducten, board en spanplafonds. Naast een toepassing als verfraaiing van een ruimte kan een plafondafwering een bijdrage leveren aan de volgende functies van een dak- of vloerconstructie:
- Verhoging van de thermische isolatie;
- Verbetering van de akoestische eigenschappen;
- Vergroting van de brandveiligheid.
Economische bruikbaarheid van plafondafwerkingen
Plafondafwerking vereist nagenoeg geen extra bouwvolume wat bij toepassing van verlaagde plafonds wel het geval is.
Pleisterwerk
In de woningbouw zijn de houten vloeren grotendeels verdrongen door steenachtige vloeren. De afwerking van de onderzijde hiervan met een spuitpleister is economisch aantrekkelijk en vindt dan ook op grote schaal plaats.
Plaatmateriaal
In grote ruimten zullen platen of snel te monteren stroken of tegels vaak aantrekkelijk zijn uit economisch oogpunt. In de utiliteitsbouw wordt veelal de voorkeur gegeven aan verlaagde plafonds door de combinatie van snelle montage en de mogelijkheid om installaties aan te brengen tussen constructie en plafondafwerking.
Spanplafonds
Spanplafonds vinden hun voornaamste toepassing in de renovatie. Een voordeel van deze plafonds is, dat het oude plafond niet verwijderd hoeft te worden. Bovendien veroorzaakt het nieuwe plafond door de montage tegen de wanden geen vergroting van de belasting van de vloer.
Voorschriften voor plafondafwerkingen
In het Bouwbesluit worden eisen gesteld aan de uitvoering van binnenafwerkingen.
Ontwerpdetails van plafondafwerkingen
Bij toepassing van plafonds onder platte daken kan een koud-dak situatie ontstaan, waardoor condensatie in de constructie op kan treden, die schade veroorzaakt.
Bij toepassing van plaatmaterialen kan de keus daarvan t.a.v. de afmetingen beïnvloed worden, indien voor bouwdelen van een bepaalde stramienmaat wordt uitgegaan of is voorgeschreven.
Verwerking en montage
Transport van plafondafwerkingen
Zowel grondstoffen als geprefabriceerde materialen worden hoofdzakelijk per vrachtauto op het werk aangevoerd.
Opslag van plafondafwerkingen
Met uitzondering van specie dienen alle producten in droge ruimten te worden opgeslagen. Plaatmaterialen dienen voldoende ondersteund en horizontaal te worden opgeslagen, eventueel volgens aanwijzing van de fabrikant. Opslagruimten dienen een lage relatieve luchtvochtigheid te hebben en voldoende geventileerd te zijn.
Voorbereiding van plafondafwerkingen
Alvorens over te gaan tot het aanbrengen van plafondafwerkingen, dient het gebouw bij voorkeur wind- en regendicht (glasdicht) te zijn en voldoende droog om vormveranderingen van de materialen ten gevolge van vocht- en temperatuurverschillen te voorkomen.
Verder verdient het aanbeveling de materialen al geruime tijd voor de verwerking in de ruimte te plaatsen waarin ze worden aangebracht (acclimatiseren), met uitzondering van pleisterwerk.
Verwerking van plafondafwerkingen
Spanplafonds worden aangebracht door rondom op de wanden spanprofielen te bevestigen. Vervolgens wordt het doek op maat geknipt, d.w.z. 100 mm kleiner dan de dagmaat tussen de muren. Daarna wordt het doek voorzien van een speciale pvc-rand. Door deze rand wordt het mogelijk het doek in de spanprofielen te klemmen. De elastische eigenschap van het weefsel zorgt er voor dat op deze wijze de afwerking strak blijft. Voor pvc-spanplafonds wordt de ruimte op 50°C gebracht, waardoor het pvc-doek straktrekt. De pvc-stroken worden om de 1,5 m gesealed, waardoor een klein lijntje zichtbaar blijft. Voor de polyester spanplafonds is verhitting niet nodig en de polyester plafonds kunnen tot een breedte van ruim 5 m naadloos worden aangebracht. Bij grotere breedtes is een dilatatie nodig, die zichtbaar is als een 2 mm brede naad.
Voor vrijdragende plafonds wordt allereerst de muurlijst aangebracht. Hier tussenin worden plafondhangers aangebracht, waartegen de afwerking wordt bevestigd.
Onderhoud
Onderhoud van plafondafwerkingen
Vrijwel alle plafonds kunnen met de gebruikelijke reinigingsmiddelen afdoende worden schoongehouden. Bij sterke verontreiniging kunnen de meeste soorten worden voorzien van een nieuwe oppervlaktebehandeling.
Reparatie van plafondafwerkingen
Schade aan pleisterwerk kan in de regel redelijk worden hersteld.
Plaatmateriaal is in het algemeen eenvoudig te vervangen. Hierbij kunnen wel kleurafwijkingen voorkomen.
Spanplafonds zijn moeilijk te herstellen. Veelal zal bij beschadiging vervanging van het gehele doek noodzakelijk zijn.
Referenties
Bijbehorende documentatie
- NTA 8800 - Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode
- NEN 1070 - Geluidwering in gebouwen - Specificatie en beoordeling van de kwaliteit
- NEN 3215 - Gebouwriolering en buitenriolering binnen de perceelgrenzen - Bepalingsmethoden voor de afvoercapaciteit, water- en luchtdichtheid en afstand van dakuitmondingen
- NEN 5077 - Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd
- NEN 6000 - Modulaire coördinatie voor gebouwen - Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en regels voor plannen
- NEN 6064 - Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen
- NEN 6068 - Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
- NEN 6090 - Bepaling van de vuurbelasting
- NEN-EN 12354-6 - Geluidwering in gebouwen: Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen - Deel 6: Geluidabsorptie in gesloten ruimten
- NEN-EN 13501-1 - Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen
- NEN-EN 16487 - Akoestiek - Beproevingsmethode voor verlaagde plafonds - Geluidsabsorptie
Uitvoeringsvoorschriften en wenken
- Bouwbesluit 2012
- Uniforme Administratieve Voorwaarden 2012 (UAV 2012)
- NPR 5070 - Geluidwering in woongebouwen - Voorbeelden van wanden en vloeren in steenachtige draagconstructies.
- NPR 5071 - Geluidwering in woongebouwen - Voorbeelden van maatregelen tegen galm, lawaai door slaande deuren en dergelijke in gemeenschappelijke ruimten, afgestemd op NEN 1070.
Terzake doende literatuur
- SBRCURnet publicaties
- Jellema 5 Afbouw, L.W. ter Laan - ThiemeMeulenhoff
- Productinformatie van leveranciers en fabrikanten