Basiskennis Bouwkunde: Verlaagde plafonds

Basiskennis Bouwkunde, met uitgebreide informatie over de eigenschappen en de samenstelling van systeemplafonds 

Omschrijving

Verlaagde plafonds zijn plafonds die door middel van een ophang- en een draagconstructie tegen de onderkant van een verdiepingsvloer of een dakconstructie zijn aangebracht, met het doel ruimte tussen constructie en afwerking te verkrijgen.

Behalve uit esthetisch oogpunt worden verlaagde plafonds aangebracht om:

  • Leidingen uit het zicht te brengen;
  • Installaties in te bouwen;
  • Maatverschillen tussen bouwdelen onderling op te vangen;
  • Akoestiek in ruimten te verbeteren;
  • Thermische isolatie aan te kunnen brengen;
  • Plafondverwarmingselementen op te nemen.

Meteen een product vinden?

>> Verlaagde plafonds op NBD-Online    
>> Akoestische plafonds op NBD-Online

Voor niet-verlaagde plafonds zie Basiskennis Bouwkunde Plafondafwerkingen.

Kenmerken

  • Systeemplafonds;
  • Panelenplafonds;
  • Cassetteplafonds;
  • Strokenplafonds;
  • Roosterplafonds;
  • Lamellenplafonds.

Referentienummers


Samenstelling

Systeemopbouw van verlaagde plafonds

Verlaagde plafonds kunnen in twee hoofdgroepen worden ingedeeld:

  • Systeemplafonds;
  • Ambachtelijk vervaardigde plafonds.

 
De systeemplafonds kunnen verder worden onderverdeeld in:

  • Systeemplafonds
    Dit zijn plafonds die zijn samengesteld uit een plafondsysteem van speciaal voor dit doel vervaardigde onderdelen, die in het werk gemonteerd worden. Afhankelijk van hun verschijningsvorm kunnen systeemplafonds in de volgende typen worden onderverdeeld:
  • Panelenplafonds
    Plafonds gevormd door horizontaal aangebrachte vlakke platen of tegels.
  • Cassetteplafonds
    Plafonds gevormd door verdiepte platen of tegels noemt met meestal cassetteplafonds
  • Strokenplafonds
    Strokenplafonds hebben een afwerking van horizontaal toegepast plaatmateriaal met een geringe breedte ten opzichte van de lengte.
  • Lamellenplafonds
    Deze plafonds worden ook opgebouwd uit stroken, die echter staand (verticaal) worden toegepast.
  • Roosterplafonds
    Hieronder worden plafonds verstaan die gevormd worden door verticaal geplaatst afwerkmateriaal dat in een rechte of willekeurige hoek op elkaar is geplaatst of in geometrische vormen is gebogen.

Ambachtelijk vervaardigde plafonds zijn verlaagde plafonds die grotendeels volgens traditionele werkmethoden zijn aangebracht en die voornamelijk zijn samengesteld uit onderdelen die nog in het werk op maat gemaakt moeten worden. Hieronder vallen verlaagde plafonds in hout (niet zijnde een van bovengenoemde systeemplafonds) en de meeste in pleisterwerk uitgevoerde plafonds.

Elementopbouw van verlaagde plafonds

  • De opbouw van verlaagde plafonds kan worden onderscheiden in vier onderdelen:
    • Ophangconstructie: hieronder wordt dat gedeelte van een verlaagd plafond verstaan waarmee het aan de verdiepingsvloer of de dakconstructie is opgehangen. De ophangconstructie dient tevens voor het afstellen van de plafondhoogte.
    • Draagconstructie: hiertoe worden de horizontale constructiedelen gerekend die zorg dragen voor de sterkte en stijfheid van een plafond en die aan de ophangconstructie zijn bevestigd en waaraan de afwerking kan worden vastgemaakt.
    • Afwerking: dit is het in het zicht komende gedeelte van het plafond dat tegen de draagconstructie is aangebracht.
    • Geïntegreerde onderdelen: verlaagde plafonds zijn in veel gevallen geschikt voor het inbouwen van materialen en onderdelen die dienen voor:
      • Verlichting;
      • Brandbeveiliging;
      • Geluidsabsorptie;
      • Ventilatie;
      • Luchtbehandeling;
      • Communicatie.
    • Zijn dit soort voorzieningen in combinatie met elkaar zodanig ingebouwd, dat ze een integraal onderdeel van de plafondconstructie vormen, dan spreekt men van geïntegreerde plafonds. Zo is het bijvoorbeeld goed mogelijk verlichtingsarmaturen, luchtbehandelingsinstallatie, communicatiesysteem en verlaagd plafond tot één geheel samen te brengen.
    • De inbouwmogelijkheden van installaties lopen bij systeemplafonds per merk uiteen. Diverse leveranciers bieden echter een systeemplafond aan waarvan de onderdelen volledig op elkaar zijn afgestemd.
    • Bij ambachtelijk vervaardigde plafonds dient per in te bouwen onderdeel rekening gehouden te worden met de wijze van aansluiten op de andere onderdelen.
Systeemplafonds
  • Ophangconstructie
    Voor verlaagde systeemplafonds worden diverse soorten ophangconstructies toegepast, zie als z.g. snelhangers worden aangeboden. Deze snelhangers zijn in hoogterichting verstelbaar.
    De wijze waarop hangers en draagconstructie aan elkaar moeten worden bevestigd, kan per type verschillen. Bij een “totaalplafondsysteem”, ophang- en draagconstructie samen met een afwerking, levert dit geenproblemen op. Wordt het verlaagde plafond echter samengesteld uit de afzonderlijk betrokken onderdelen, dan verlangt de afstemming van de onderdelen op elkaar extra aandacht.
    Enkele voorbeelden van typen snelhangers en de aansluiting daarvan op de draagconstructie zijn:
    • Noniushangers
    • Snelafhangers
  • Draagconstructie
    De draagconstructie van systeemplafonds is opgebouwd uit metalen profielen, te onderscheiden in hoofd- en dwarsliggers. Om doorbuiging van het plafond te voorkomen kunnen hier nog verdeelliggers aan toegevoegd zijn.
    De verbindingsmiddelen voor de liggers van de draagconstructie bestaan uit de door de fabrikant meegeleverde clips, klemmen, beugels, veertjes etc.
  • Afwerking
    De wijze van aanbrengen van plafondafwerkingen kan per type of merk verschillen, doch kenmerkt zich in de principe-opbouw.
Panelenplafonds

De platen of tegels van panelenplafond worden los op de draagconstructie gelegd of daarop geschoven. In dit laatste geval zijn de platen en tegels rondom van een groef voorzien. Het is afhankelijk van deze bevestigingswijze of de draagconstructie al of niet in het zicht of gedeeltelijk in het zicht komt.
De volgende varianten zijn mogelijk:

  • Draagconstructie onzichtbaar;
  • In één richting zichtbaar;
  • Zichtbaar;
  • Verdiept.
Cassetteplafonds

Van de vorm, het gewicht en de afmetingen van de cassettes zal het afhangen of deze los op de draagconstructie gelegd kunnen worden of daaraan bevestigd moeten worden.
Zijn voor de bevestiging van de cassettes speciale verbindingsmiddelen nodig, dan is het gebruikelijk dat deze door de fabrikant worden meegeleverd.

Strokenplafonds

Stroken voor plafonds zijn van hout, aluminium en staal in de handel.
De houten stroken worden met meegeleverde verbindingsmiddelen aan de draagconstructie vastgemaakt. Stroken van metaal worden in veel gevallen op de draagconstructie vastgeklemd.

Lamellenplafonds

Lamellen zijn veelal zo gevormd, dat ze los in de draagconstructie gehangen kunnen worden.

Roosterplafonds

Roosterplafonds worden in sterk uiteenlopende uitvoering in de handel gebracht. Typen met geringe afmetingen worden overeenkomstig cassettes bevestigd. Typen met grote afmetingen en speciale ontwerpen worden uitsluitend inclusief bijbehorende ophang- en draagconstructie geleverd.
Naast de bevestiging van het verlaagde plafond zelf, dient in vele gevallen rekening gehouden te worden met de inbouw van verlichtingsarmaturen.
Daarnaast kunnen ook nog de eerder genoemde installaties ingebouwd worden. De wijze van bevestigen kunnen per merk uiteenlopen en zijn niet altijd in elk soort plafond in te passen.
Bij geïntegreerde plafonds zijn de in te bouwen installaties wel altijd afgestemd op de aansluitmogelijkheden van dat plafond en daarbij tevens ook op de stramienmaat daarvan. Installaties kunnen hiervoor reeds zijn samengebouwd voordat ze in het plafond worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld verlichting en ventilatie.
Ook kunnen de afwerking of de draagconstructie deel uit maken van de installaties. Voorbeelden hiervan zijn het inblazen van lucht door de liggers van de draagconstructie of het afzuigen van lucht door de geperforeerde plafondtegels.

Ambachtelijk vervaardigde plafonds

Bij deze typen plafonds is van oudsher voor zowel de ophang- als de draagconstructie veel gebruik gemaakt van hout. De opbouw van deze constructies bestaat uit een samenstel van klossen en latten waartegen een afwerking is aangebracht. In plaats van klossen worden ook beugels of hangers gebruikt, zoals deze worden toegepast voor systeemplafonds.

Verlaagde plafonds met een afwerking van pleisterwerk hebben een ophangconstructie van staaldraad of, bij grote belastingen, beugels van betonstaal. Ook voor deze plafonds wordt gebruik gemaakt van hangers voor systeemplafonds. Aan de ophangconstructie is een netwerk van staven betonstaal vastgemaakt, samengesteld uit hoof- en dwarsliggers. Tegen dit netwerk is een draagconstructie bevestigd waarop pleisterwerk is aangebracht.

De draagconstructie voor pleisterwerk kan “gaasachtig” zijn of bestaan uit plaatmateriaal. Het pleisterwerk wordt in één of meerdere lagen opgebracht.

Materiaal van verlaagde plafonds

  • Ophangconstructie
    • De voor systeemplafonds toegepaste ophangconstructies zijn in de regel vervaardigd van staal (handelskwaliteit);
    • Voor ambachtelijk vervaardigde plafonds waarbij houten klossen worden toegepast, maakt men meestal gebruik van standaard bouwhout. Ophangconstructies van metaal voor deze plafonds zijn vervaardigd van staaldraad of van betonstaal (FeB360).
  • Draagconstructie
    • De liggers van de draagconstructie van systeemplafonds bestaan uit profielen van staal of aluminium;
    • Voor de draagconstructie van ambachtelijk vervaardigde plafonds wordt hoofdzakelijk standaard bouwhout of betonstaal toegepast.
  • Afwerking
    Afwerkingen die worden toegepast bij systeemplafonds kunnen zijn vervaardigd van:
    • Gipskarton;
    • (Gewapend) gips;
    • Hout;
    • Houtwolcement/-magnesiet;
    • Kurk;
    • Spaanplaat;
    • Minerale board;
    • (Roestvast) staal;
    • Aluminium;
    • Kunststof.

Een product vinden?

>> Verlaagde plafonds op NBD-Online    
>> Akoestische plafonds op NBD-Online

Zie ook Plafondafwerkingen.

Oppervlaktebehandeling van verlaagde plafonds

  • De stalen snelhangers van systeemplafonds zijn in de regel elektrolytisch verzinkt;
  • Plafondafwerkingen van metaal zijn veelal van een coating voorzien. Voor het aanbrengen van deze coating wordt het metaal vaak geëtst voor het verkrijgen van een betere hechting;
  • Andere oppervlaktebehandelingen voor metalen plafondafwerkingen zijn emailleren, verchromen of anodiseren (eloxeren);
  • Platen en tegels van kurk of minerale vezels zijn meestal met een veegvaste verf behandel;
  • Platen kunnen ook voorzien zijn van een kunststof folie.

Vorm en afmeting

Vorm van verlaagde plafonds

Het aanzien van een plafond wordt voor een belangrijk deel bepaald door de materiaal- en kleurkeuze. Verder zijn hierop ook van grote invloed:

  • Open of gesloten uitvoering;
  • Vlak of geprofileerd oppervlak;
  • Draagconstructie al of niet in het zicht;
  • Verschijningsvorm (panelen, cassettes, stroken, lamellen of roosters).

Afmetingen van verlaagde plafonds

Onderstaand overzicht geeft de meest gangbare maten weer van de verschillende typen afwerkingen.

Tabel 1

Afwerking Lengte (mm)Breedte (mm)
PanelenTegels200200
600600
900900
1.2001.200
1.5001.500
Platen3001.200 - 2.500
6001.200 - 3.000
Cassettes300300
600600
1.2001.200
1.5001.500
Stroken6.000100 - 200
Lamellen6.000100 - 200 (hoogte)
Roosters600600 (maaswijdte)

De rastermaat van plafonds komt over het algemeen overeen met de in te bouwen verlichtingsarmaturen.
Verlichtingsarmaturen van Duits fabricaat zijn veelal ontworpen op een rastermaat van 125 mm.

Gewicht van verlaagde plafonds

  • Het gewicht van systeemplafonds ligt tussen 20 en 100 N/m2. Bij cassetten- en roosterplafonds kan het gewicht van bijzondere soorten, bijv. vervaardigd van gewapend gips of kunststof, nog beduidend hoger zijn;.
  • Het gewicht van plafonds met pleisterwerk bedraagt ca. 350 N/m2;
  • Voor de overige ambachtelijk vervaardigde plafonds loopt het gewicht sterk uiteen en is zeer afhankelijk van de gekozen afwerking, zie Plafondafwerkingen.

Uiterlijk van verlaagde plafonds

  • Oppervlaktestructuur, kleur
    In onderstaand overzicht is de oppervlaktestructuur aangegeven van de verschillende afwerkingen en de kleur daarvan in onbehandelde toestand.

    Tabel 2

    AfwerkingOppervlaktestructuurKleur
     glad

    geperfo-reerd, ronde gaten

    geperfo-reerd, sleuven

    gestructu-reerdgeprofileerdonbehandeld
    GipskartonXX   Wit (1)
    GipsXX X Wit
    KurkX  X Licht- tot donkerbruin
    Houten delenX   XLicht- tot donkerbruin
    Houtwolplaat   X Grijs, blauwachtig rood (2)
    SpaanplaatXXX  Lichtbruin
    TriplexXX   Licht- tot donkerbruin
    HoutvezelcementplaatXX XXGrijs of diverse kleuren
    Minerale boardXX XXGrijs of wit (1)
    MetaalXX XXDiverse kleuren (3)
    KunststofpvcX XXXDiverse kleuren
    psXX XXWit
    pmmaX XXXDiverse kleuren

    (1) zichtzijde
    (2) kleur afhankelijk van bindmiddel
    (3) wordt niet onbehandeld geleverd m.u.v. roestvast staal
  • Glans
    Afwerkingen van metaal of kunststof worden geleverd van mat tot hoogglans. Hoogglans bij metaal wordt verkregen door verchromen, verkoperen, gebruik van hoogglans lak of coating of door gebruik van gepolijst roestvast staal. Verchroomde, verkoperde of gepolijste roestvast stalen afwerkingen kunnen worden toegepast voor z.g. spiegelplafonds. De overige afwerkingen zijn overwegend mat.

Prestaties

Mechanische eigenschappen van verlaagde plafonds

Productsterkte

In Nederland is NEN-EN 13964 van toepassing voor de eisen en het bepalen van de sterkte van verlaagde plafonds. Voor metalen ankers voor toepassing in beton zijn de Europese Goedkeuringsrichtlijnen ETAG 001 van toepassing.

Het draagvermogen van snelhangers varieert van ca. 250 tot 750 N. Er dient rekening mee gehouden te worden of een plafond uitsluitend zelfdragend (onbelast) wordt toegepast, of dat daarin zware armaturen of andere installaties zijn opgenomen (belast).

Materiaalsterkte

De sterkte van de materialen voor de ophang- en draagconstructies kan per fabrikant verschillen. Voor deze sterkte is de gebruikte staalsoort of aluminiumlegering meestal maatgevend.
Van de gebruikte aluminiumlegering kan de fabrikant de nodige gegevens verstrekken. Voor staal wordt meestal verwezen naar de Euronormen.

Dynamische eigenschappen

Bij de toepassing van (verlaagde) plafonds in sportzalen moet rekening worden gehouden met incidentele belastingen ten gevolge van balsporten en hiervoor z.g. balvaste of drukvaste plafonds toe te passen. Een systeemplafond, zowel de draagconstructie als de afwerking (panelen, cassettes, stroken, lamellen, en roosters) moet in de basis voldoen aan de Europese norm NEN-EN 13964. Voor stoot-/balvastheid, akoestische eigenschappen, brandveiligheid en dergelijke, verwijzen we naar de norm NEN-EN 13964.

Vuur, explosie van verlaagde plafonds

In de normen “Brandbeveiliging van gebouwen” is de basiseis opgenomen. Deze eis houdt in dat een onderdeel van een gebouw niet zodanig mag zijn samengesteld, dat dit spoedig na het uitbreken van een brand grote hoeveelheden rook ontwikkelt of geheel in brand staat. De brandveiligheid van gebouwen wordt mede bepaald door de gekozen plafonds.

Voorts stelt het Bouwbesluit (Artikel 2.107. en Artikel 7.15) een aantal eisen aan plafonds betreffende brandwerendheid, brandvoortplanting, rookontwikkeling en druppelvorming.

Brandbaarheid

De methode om te bepalen of een bouwmateriaal al dan niet als onbrandbaar moet worden beschouwd is vastgelegd in NEN-EN 13501-1 en NEN 6064. De hierin voorgeschreven beproevingswijze geeft een onderscheid dat uit brandveiligheidsoverwegingen gehanteerd kan worden.
Bij de beproeving zijn criteria gesteld waaraan een materiaal dient te voldoen om als onbrandbaar te worden aangemerkt. Voldoet het niet aan één of meerdere van deze criteria, dan wordt het als niet-onbrandbaar aangemerkt.
Naar deze maatstaven worden alleen staal, aluminium en enkele specifieke materialen voor brandwerende constructies als onbrandbaar worden aangemerkt.

Brandvoortplanting

Onder brandvoortplanting wordt verstaan het zich uitbreiden van een brand in een ruimte. De bepaling van de bijdrage tot de brandvoortplanting van bouwmaterialen staat vermeld in NEN-EN 13501-1. De mate waarin een materiaal bijdraagt tot brandvoortplanting wordt volgens deze norm bepaald door de klasseindeling volgens vlamuitbreiding en vlamoverslagintensiteit. Deze indeling loopt van A1/A2 - B - C - D - E - F, waarbij de materialen met klasse A1 de minste bijdrage leveren en die met klasse F als ontoelaatbaar moeten worden beschouwd.

Het Bouwbesluit verlangt van plafonds in tot bewoning bestemde gebouwen dat de bijdrage tot de brandvoortplanting als bedoeld in NEN-EN 13501-1 niet meer mag bedragen dan volgens:

  • Klasse B - S2: in gemeenschappelijke vluchtwegen, behoudens de gevallen genoemd onder het volgende punt;
  • Klasse C - S2:
    • in niet gemeenschappelijke vluchtwegen en in
    • Open gemeenschappelijke vluchtwegen
    • Besloten gemeenschappelijke vluchtwegen ten behoeve van woningen of wooneenheden die over twee of meer vluchtwegen beschikken
    • Gangen in gemeenschappelijke bergruimten
  • Klasse D - S2: in overige gevallen.
  • Aan plafonds van niet tot bewoning bestemde gebouwen kunnen volgens het Bouwbesluit nadere eisen worden gesteld ten aanzien van het beperken van de bijdrage tot brandvoortplanting als bedoeld in NEN-EN 13501-1.
Rookontwikkeling

De mate van rookontwikkeling van een materiaal bij brand wordt uitgedrukt in rookklasse S. De beproeving en beoordeling van de rookontwikkeling zijn vastgesteld in de NEN-EN 13501-1. De indeling is als volgt:
 

Tabel 3

Materialen met een:Rookklasse S
Zeer beperkte rookontwikkelingS1
Beperkte rookontwikkelingS2
Geen beperking aan de rookontwikkelingS3
Brandwerendheid

Volgens NEN-EN 13501-1 wordt onder de brandwerendheid van een bouwdeel verstaan de maximale tijd (uitgedrukt in minuten) gedurende welke een bouwdeel zijn functie vervult bij een bepaalde voorgeschreven verhitting. Deze functie kan zijn dragend, scheidend, dan wel dragend en scheidend.
Plafonds op zichzelf hebben deze functie niet, maar mogen wel meegerekend worden bij de bepaling van brandwerendheid van de vloeren waartegen ze zijn aangebracht, zie Basiskennis Bouwkunde Vloeren.

De brandwerendheid van plafonds wordt dan ook hoofdzakelijk bepaald in samenhang met het vloertype waartegen ze zijn aangebracht.
Speciale brandwerende plafonds en plafonds afgewerkt met pleisterwerk kunnen de brandwerendheid van een vloer in belangrijke mate verhogen, zie Basiskennis Bouwkunde Plafondafwerkingen.

Betreffende brandwerendheid kunnen volgens het Bouwbesluit nadere eisen gesteld worden aan verlaagde plafonds in niet tot bewoning bestemde gebouwen, indien zich daarboven leidingen, kabels e.d. bevinden die uit veiligheidsoverwegingen bijzondere bescherming tegen brand behoeven.
Voorts stelt het Bouwbesluit dat plafonds, die doorlopen wanden, een brandwerendheid moeten hebben die tenminste gelijk is aan de helft van de voor die wanden vereiste brandwerendheid.

Gedrag bij brand

Gesloten plafondsystemen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de brandwerendheid van vloeren. Hiervoor zijn een aantal afwerkingsmaterialen op basis van cement of gips zeer geschikt. Bij toepassing van dergelijke materialen vormt het metaal van de draag- en ophangconstructie veelal de zwakste plek. In geval van brand kan door vormveranderingen (staal) of ten gevolge van een laag smeltpunt (aluminium) de draag of ophangconstructie maatgevend blijken te zijn voor de brandweerstand van de totale plafondconstructie.
De toepassing van een “onzichtbaar” draagsysteem geeft daardoor in de regel een extra bescherming aan de draagconstructie en verhoogt de brandweerstand van het plafond.

Gassen, vloeistoffen, vaste stoffen op verlaagde plafonds

Vochtopname

Een aantal plafondafwerkingen zullen slechts toepasbaar zijn in ruimten waarvoor de klimaatcondities I of II gelden zoals deze zijn omschreven in de NEN 3253 (ingetrokken sinds 18-04-2008, niet vervangen - red.). Enkele soorten kunnen namelijk ten gevolge van vochtopname grote vormveranderingen ondergaan of hun samenhang verliezen, zie Bestandheid.

Bestandheid

Bij toepassing van plafonds die een grote warmteweerstand hebben, zoals bijvoorbeeld sommige akoestische plafonds, kan bij platdakconstructies een z.g. “koud-dak” situatie ontstaan. Indien ten gevolge hiervan tussen dak en plafond regelmatig condensatie optreedt, kan dit vochtaantasting van de plafondafwerking veroorzaken. Aantasting door vocht kan ook het gevolg zijn van condensatie veroorzaakt door z.g. koudebruggen (warmtelekken). Ophang en draagconstructies van verlaagde plafonds kunnen onder platte daken zo een koudebrug vormen.

In de NEN-EN 13964 wordt aangegeven wat de gevolgen van de verschillende milieus zijn voor de draagconstructie van systeemplafonds. In Tabel 7 van de NEN-EN 13964 is de classificatie aangegeven van de mate van blootstelling van een plafond aan een bepaald milieu. De klassering loopt van A tot D, waarbij A en B de niet of licht agressieve milieus zijn en daardoor per definitie niet van toepassing op zwembaden. Klasse C geldt voor: ‘Plafonddelen blootgesteld aan wisselende relatieve luchtvochtigheid tot 95 % en wisselende temperaturen tot 30 °C met risico tot condensatie, maar zonder corrosieve verontreinigingen’. In zwembaden zijn altijd corrosieve verontreinigingen (denk daarbij aan chloor) in het milieu aanwezig.

Het volgende overzicht geeft weer in welke mate afwerkingen van verlaagde plafonds bestand zijn tegen langdurige vochtinvloeden.
 

Tabel 4

AfwerkingBestandheidOpmerkingen
GipskartonSlechtKarton laat los en plaat zakt door
GipsGoedGroot absorptievermogen
HoutRedelijkZwelt en krimpt
Houtwolcement/-magnesietRedelijk 
KurkGoed 
SpaanplaatSlecht/goedAfhankelijk van lijmsoort
SilicaatplaatGoed 
Minerale boardSlecht/goedAfhankelijk van vul- en bindmiddel
StaalGoedIndien roestvast of voorzien van een beschermlaag
AluminiumGoedIndien tegen aantasting behandeld
KunststofGoed 
 
Thermische eigenschappen van verlaagde plafonds
Geleiding

Volgens het Bouwbesluit mogen plafonds worden meegerekend bij de bepaling van de warmteweerstanden van vloeren en daken. Verder stelt het Bouwbesluit eisen wanneer aan welke waarden moet worden voldaan, zie ook Basiskennis Bouwkunde Vloeren.

De bijdrage die plafonds kunnen leveren aan de warmteweerstand (R) van een platdakconstructie kan worden vastgesteld aan de hand van de warmtegeleidingscoëfficiënt (λ) van het afwerkingsmateriaal.

Tabel 5

Afwerkingenλ-waarde (W/(m·K))
Gipskarton0,21 - 0,46
Gips0,35 - 0,70
Hout0,14 - 0,17
Houtwolcement/-magnesiet0,08 - 0,13
Kurk (geëxpandeerd)0,04 - 0,045
Spaanplaat (afhankelijk van persing)0,10 - 0,29
Silicaatplaat0,35 - 0,70
Minerale board0,035 - 0,041
Staal50
Aluminium200
Kunststof0,20
Kunststof (schuim)0,035

Optische eigenschappen van verlaagde plafonds

  • Kleurechtheid
    Afwerkingen van hout of zachtboard zullen onder invloed van uv-stralen verkleuren, wanneer ze onbehandeld worden toegepast.
  • Reflectievermogen
    Omdat kleur en glans in hoge mate het reflectievermogen van een plafond bepalen, kunnen fabrikanten hierover meestal geen algemene gegevens verstrekken. Opgave is alleen mogelijk per type en kleur. Dit kan door fabrikanten bijvoorbeeld gedaan worden aan de hand van een kleurenkaart volgens Gardner 60°.
    Van wit geverfde houtwolplaten varieert het reflectievermogen van 60 tot 75 %. Het reflectievermogen wan witte minerale boardplafonds ligt tussen 75 en 85 %. Spiegelplafonds hebben een reflectievermogen van 100 %.

Akoestische eigenschappen van verlaagde plafonds

Luchtgeluidisolatie

In de NEN 1070 worden functionele eisen gesteld aan de geluidsisolatie tussen ruimten in woongebouwen. Plafonds worden daarbij niet afzonderlijk beschouwd, maar als onderdeel van de totale vloerconstructie.

De bijdrage die plafonds aan de luchtgeluidsisolatie van vloerconstructies kunnen leveren, is in de regel gering. Voor luchtgeluidsisolatie is namelijk een gesloten constructie van voldoende massa nodig. Van de plafondafwerkingen kunnen alleen de gepleisterde soorten hieraan redelijk voldoen.
Om te kunnen voldoen aan de eisen gesteld in NEN 1070 kan gebruik worden gemaakt van de aanbevelingen in de NPR 5070. Bij een zorgvuldige uitvoering van de daarin aanbevolen constructieve oplossingen mag verwacht worden dat de minimale isolatie-index volgens NEN 1070 kan worden gehaald.

Contactgeluidisolatie

Ook voor contactgeluidisolatie staan eisen in NEN 1070, waarbij plafonds niet afzonderlijk maar als onderdeel van de vloerconstructie worden beschouwd. Een voldoende isolatie-index voor contactgeluid volgens de norm wordt in de regel vooral verkregen indien het ontstaan van trillingen in de vloerconstructie voldoende wordt tegengegaan. Plafonds die aan de vloerconstructie worden opgehangen leveren dan ook nauwelijks een bijdrage aan de contactgeluidisolatie. Een uitzondering hierop is het z.g. buigslappe plafond. Vrijdragende verlaagde plafonds kunnen wel voor een merkbare verbetering van de contactgeluidsisolatie zorgen.

Geluidabsorptie
Lees alles over geluidsabsorptie in het expertartikel Akoestiek - meer over geluidsabsorptie

Elektriciteit, magnetisme, straling en verlaagde plafonds

Verenigbaarheid

Wanneer in een systeemplafond meer dan één soort metaal toegepast wordt kan, wanneer deze materialen elkaar raken, elektrolytische corrosie optreden. Dit kan voorkomen worden door tussen de raakvlakken van de verschillende metalen een elektrisch niet-geleidende materiaal, bijvoorbeeld kunststof, aan te brengen.


Toepassing

Functionele bruikbaarheid van verlaagde plafonds

Naast esthetische redenen worden verlaagde plafonds vooral toegepast om de ruimte tussen vloer en plafond te kunnen benutten voor het aanbrengen van installaties zoals:

  • Lichtarmaturen;
  • Ventilatiesystemen;
  • Communicatiesystemen;
  • Brandmeldinstallaties;
  • Brandblusinstallaties.

Ventilatie van ruimten met gebruikmaking van een verlaagd plafond kan plaatsvinden door het inbouwen van een gesloten kanalensysteem. Dit kan echter ook door in de ruimte tussen vloer en plafond een overdrukt te bewerkstelligen. Inblazen in de te ventileren ruimten vindt dan plaats door perforaties of rooster is in het plafond. Afzuiging kan geschieden door een gesloten leidingsysteem dat deel uitmaakt van de draagconstructie van het plafond.

Plafonds met goede geluidsabsorberende eigenschappen kunnen verlangd worden voor speciale ruimten zoals congresruimten, sporthallen, overdekte zwembaden, concertzalen etc. Diverse leveranciers hebben hiervoor zogenaamde akoestische plafonds in de handel gebracht. Afhankelijk van het frequentiegebied van de te verwachten geluidsbron (Zie Akoestische eigenschappen), kan vastgesteld worden welke aangeboden typen geschikt zijn voor de betreffende situatie.

Gesloten plafonds met een “onzichtbare” draagconstructie kunnen de brandwerendheid van een dak- of vloerconstructie aanzienlijk verhogen indien de afwerking bestaat uit onbrandbaar materiaal.

Het gedrag bij brand van metalen ophang- en draagconstructies kan de brandwerendheid nadelig beïnvloeden, zeker als de draagconstructie “in het zicht” is aangebracht, zie Vuur, explosie.

Andere plafonds die voor een specifieke toepassing in de handel worden gebracht zijn:

  • Balvaste en deukvaste plafonds voor sporthallen en zwembaden (zie Mechanische eigenschappen);
  • Plafonds voor buitentoepassing zoals luifels, die voorzien zijn van een speciale verf en aangebracht zijn met draag- en ophangconstructies die bestand zijn tegen winddruk en windzuiging;
  • Renovatieplafonds, geschikt voor vervanging van beschadigde of verouderde verlaagde plafonds.

Een product vinden?

>> Verlaagde plafonds op NBD-Online    
>> Akoestische plafonds op NBD-Online

Economische bruikbaarheid van verlaagde plafonds

Een snelle montagemogelijkheid, het feit dat onderdelen eenvoudig te vervangen of de wijzigen zijn en de toepassing als integraal plafond, waarbij de ingebouwde installaties goed bereikbaar blijven, zijn factoren die ertoe hebben bijgedragen dat systeemplafonds op grote schaal worden toegepast in de utiliteitsbouw.

Verlaagde plafonds worden in de woningbouw vooralsnog weinig toegepast. Veelal vormt hierbij het kostenaspect (relatief kleine oppervlakken, vergroting van het bouwvolume) het grootste bezwaar.

Ontwerpdetails van verlaagde plafonds

Plafonds vormen op de eerste plaats een afwerking, zodat de esthetische kwaliteit een belangrijke keuzefactor vormt. De grote verscheidenheid van de systeemplafonds die worden aangeboden en de mogelijkheden die de ambachtelijke vervaardiging biedt, leveren een zeer groot aantal toepassingsmogelijkheden.

Dampremmende laag

Naast het uiterlijk is er echter nog een aantal factoren, waarmee rekening gehouden moet worden. Zo zullen er bij een “koud-dak”-situatie voorzieningen getroffen moeten worden om condensatie te voorkomen. Dit kan bewerkstelligd worden door er voor te zorgen dat er voldoende ventilatie met buitenlucht kan plaatsvinden tussen het dak en het plafond, of door toepassing van een dampremmende laag.

In de praktijk blijkt vaak dat het aanbrengen van een dampremmende laag alleen bij ambachtelijk vervaardigde plafonds zonder problemen mogelijk is.
Bij systeemplafonds vormen de dragers bovendien een z.g. koudebrug. Het vermijden van koud-dak situaties biedt dan ook bij toepassing van systeemplafonds de enige zekerheid dat schaden ten gevolgde van condensatie voorkomen kan worden.

Kanalen, kabels en leidingen

Indien de ruimte tussen verlaagd plafond en vloer benut wordt ten behoeve van ventilatiekanalen kunnen extra maatregelen noodzakelijk zijn om bij brand branduitbreiding langs deze weg te voorkomen.

Voor leidingen en kabels geldt tevens, dat ze bij voorkeur uit niet-brandbare materialen bestaan.

Open plafond

De ruimte boven een open plafondafwerking wordt in de regel om visuele redenen donker geschilderd of het plafond wordt aan de bovenzijde voorzien van een vlieselinedoek. De toevoeging van een dergelijk doek gaat tevens stofval vanuit het plafond tegen en verbetert de geluidsabsorptie van het plafond.

Pasplaten of koven

Indien bij de toepassing van een systeemplafond niet uitgegaan is van de stramienmaat van het plafond, kunnen voor de aansluiting tegen de wanden pasplaten nodig zijn. Deze pasplaten worden ter plaatse op maat gezaagd. Het is ook mogelijk de aansluiting op de wanden op te lossen met koven of een latwerk langs de randen.

Doorbuiging van de vloer

Plafonds onder houten vloeren worden zodanig opgehangen dat er speling mogelijk is tussen de vloerconstructie en de ophanging, zodat eventuele doorbuiging van de vloer geen invloed heeft op het plafond.

Bevestigingsmiddelen

Worden verlaagde plafonds onder een betonvloer aangebracht dan kunnen de bevestigingsmiddelen zoals invoegers, ankerrail, schroefklossen e.d. daarin opgenomen worden. Bevestigingsmiddelen voor plafonds kunnen ook achteraf aangebracht worden door boren of schieten.

Ontwerpdetails voor de inpassing van installaties in systeemplafonds verschillen per in de handel gebracht product. Bij grotere projecten is het gebruikelijk hiervoor een adviesbureau in te schakelen.


Verwerking en montage

Transport van verlaagde plafonds

Systeemplafonds worden in onderdelen door de leveranciers rechtstreeks op het werk geleverd.

Opslag van verlaagde plafonds

De materialen dienen op het werk droog en vlak te worden opgeslagen. Metalen afwerkmaterialen dienen bovendien tegen hitte te worden beschermd. In krimpfolie verpakte materialen mogen niet in de zon geplaatst worden.

Voorbereiding van verlaagde plafonds

Voor het ophangen van een verlaagd plafond kan het noodzakelijk zijn een aantal voorzieningen te treffen ten behoeve van de bevestiging van de ophangconstructie. Vochtgevoelige afwerkmaterialen worden bij voorkeur pas aangebracht wanneer het gebouw glasdicht en voldoende droog is.

Montage van verlaagde plafonds

Houten ophangconstructies voor verlaagde plafonds worden volgens traditionele timmertechnieken in het werk aangebracht.
Ook netwerken van betonstaal worden in het werk samengesteld. Hierbij worden eerste de hoofdstaven nauwkeurig op hoogte gesteld en waterpas afgehangen met ophangbeugels. Vervolgens worden de dwarsstaven met binddraad aan de hoofdstaven bevestigd. Tegen het op deze wijze ontstane netwerk wordt de afwerking direct of samen met een drager (b.v. pleisterwerk) aangebracht met de daarvoor gebruikelijke bevestigingsmiddelen.

De montage van systeemplafonds geschiedt in het algemeen door eerste de hangers te bevestigen en deze globaal op hoogte af te stellen. Daarna worden de dragers bevestigd en d.m.v. het stellen van de hangers op de juiste hoogte en waterpas afgehangen. Vervolgens wordt hieraan de plafondafwerking bevestigd.

Panelen en cassettes worden meestal met groeven tussen de liggers aangebracht of liggen los op de liggers.

Stroken worden voornamelijk met behulp van hun veerkracht op de dragers vastgeklemd.

Lamellen worden bevestigd door ze te klemmen of los tussen aan de dragers vastgemaakte profielplaatsjes te hangen.

Houten stroken, behorende bij systeemplafonds, zijn voorzien van clips die vooraf gemonteerd zijn en waarmee ze op de dragers geschoven kunnen worden.

Roosters van systeemplafonds worden afgehangen aan de draagconstructie met op hun vorm en gewicht afgestemde klemmen.

Montagetijd van verlaagde plafonds

Voor de calculatie van de montagetijd van plafonds zijn de TBA Calculatietijdnormen te raadplegen:


Onderhoud

Onderhoud van verlaagde plafonds

Plafonds behoeven nauwelijks onderhoud en kunnen desgewenst gereinigd worden met behulp van een stofzuiger, voorzien van een borstelmondstuk.
Metalen en kunststof afwerkingen kunnen worden schoongemaakt met de gebruikelijke huishoudelijke schoonmaakmiddelen.

Reparatie van verlaagde plafonds

De onderdelen van systeemplafonds zijn meestal eenvoudig te vervangen.


Referenties

Bijbehorende documentatie

Normen

  • NTA 8800 - Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode
  • NEN 1070 - Geluidwering in gebouwen - Specificatie en beoordeling van de kwaliteit
  • NEN 3215 - Gebouwriolering en buitenriolering binnen de perceelgrenzen - Bepalingsmethoden voor de afvoercapaciteit, water- en luchtdichtheid en afstand van dakuitmondingen
  • NEN 5077 - Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd
  • NEN 6000 - Modulaire coördinatie voor gebouwen - Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en regels voor plannen
  • NEN 6064 - Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen
  • NEN 6068 - Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
  • NEN 6090 - Bepaling van de vuurbelasting
  • NEN-EN 12354-6 - Geluidwering in gebouwen: Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen - Deel 6: Geluidabsorptie in gesloten ruimten
  • NEN-EN 13501-1 - Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen
  • NEN-EN 13964 - Verlaagde plafonds - Eisen en beproevingsmethoden
  • NEN-EN 16487 - Akoestiek - Beproevingsmethode voor verlaagde plafonds - Geluidsabsorptie
Uitvoeringsvoorschriften en wenken
  • Bouwbesluit 2012
  • Uniforme Administratieve Voorwaarden 2012 (UAV 2012)
  • NPR 5070 - Geluidwering in woongebouwen - Voorbeelden van wanden en vloeren in steenachtige draagconstructies.
  • NPR 5071 - Geluidwering in woongebouwen - Voorbeelden van maatregelen tegen galm, lawaai door slaande deuren en dergelijke in gemeenschappelijke ruimten, afgestemd op NEN 1070.
Terzake doende literatuur