Omschrijving
Onder binnenwanden worden verstaan de wanden, die zich als een inwendige scheidingsconstructie geheel binnen de bouwkundige omhulling bevinden, de gehele vrije hoogte van een verblijfsgebied beslaan en een constructieve en/of scheidende functie hebben.
Constructieve binnenwanden dragen belastingen over en leveren een bijdrage aan de stabiliteit van het bouwwerk. Constructieve binnenwanden zijn in principe niet verplaatsbaar. Scheidende binnenwanden kunnen al dan niet verplaatst worden en worden toegepast om binnen een gegeven gebruiksoppervlak, de diverse gebruiksruimten van elkaar te scheiden.
Scheidingswanden die niet de gehele vrije hoogte van de ruimte beslaan en plaatselijk, als losse schermen op de vloer worden gezet, blijven buiten beschouwing. Ook de zogenaamde kastenwanden (opgebouwd uit aaneengesloten kasten of bergmeubelen) en vouwwanden (beweegbare binnenwanden) vallen buiten dit kader.
Meteen een product vinden? >> Systeemwanden op NBD-Online |
Kenmerken
- Dragende binnenwanden;
- Scheidingswanden;
- Vuilwerk, schoonwerk;
- Brandwerend, geluidwerend.
Referentienummers
- (22) Binnenwanden
- 23.50 wandelementen (prefab steenachtige elementen), 44.41 in het werk af te werken systeemwanden, 44.42 vooraf afgewerkte systeemwanden, 24.52 vloer-, wand- en dakelementen (ruwbouwtimmerwerk)
- Dragende binnenwanden, Scheidingswanden, Brandwerende wanden
Samenstelling
Systeemopbouw van binnenwanden
Binnenwanden kunnen naar hun functie worden onderscheiden in:
Constructieve binnenwanden
Dit zijn wanden die tussen twee constructievloeren worden aangebracht met het doel belasting over te dragen en een bijdrage aan de stabiliteit van het bouwwerk te leveren.
De wanden zijn gekoppeld aan de draagconstructie en niet verplaatsbaar, zonder maatregelen ten aanzien van de draagconstructie te treffen.
Constructieve binnenwanden worden voornamelijk gekozen op basis van hun constructieve eigenschappen, zoals draagkracht en stabiliteit.
Scheidende binnenwanden
Dit zijn wanden die uitsluitend een scheidende functie hebben, dragen geen belasting over, leveren geen bijdrage aan de stabiliteit van het bouwwerk en worden aangebracht met het doel een (verblijfs)gebied in diverse verblijfsruimten te scheiden.
De wanden zijn ontkoppeld van de draagconstructie en kunnen verplaatst worden zonder maatregelen ten aanzien van de draagconstructie te treffen.Scheidingswanden met een gewicht kleiner dan 1 kN/m2 worden als lichte scheidingswanden aangeduid.
Scheidende binnenwanden worden voornamelijk op basis van hun scheidende eigenschappen gekozen. Deze eigenschappen kunnen onder andere gewenst zijn met het oog op:
- visuele scheiding;
- akoestische scheiding;
- brandwerende scheiding;
- inbraak werende scheiding;
- thermische scheiding;
In de praktijk worden binnenwanden meestal naar de samenstelling en wijze van vervaardigen onderscheiden. Dit onderscheid levert de volgende indeling op:
- in het werk gestorte wanden;
- blokkenwanden;
- montagewanden;
- plaatwanden;
- elementenwanden;
- draadwanden;
- unitwanden.
Naar de mate van prefabricage kunnen binnenwanden worden onderscheiden in:
- in het werk vervaardigde binnenwanden, hiertoe kunnen gerekend worden:
- in het werk gestorte wanden;
- blokkenwanden;
- montagewanden.
- geprefabriceerde binnenwanden, hiertoe kunnen gerekend worden:
- plaatwanden;
- elementenwanden;
- draadwanden;
- unitwanden.
Elementopbouw van binnenwanden
In het werk gestorte wanden
Deze binnenwanden worden gevormd door het gieten van betonmortel in een bekisting. Als betonmortel kan zowel grind- als lichtbeton worden toegepast. Voordat het beton wordt ingebracht worden de wanden van de benodigde wapening voorzien. In de afbouwfase kunnen de wanden van een geschikte wandafwerking worden voorzien.
In het werk gestorte binnenwanden worden meestal als constructieve binnenwanden in de woning en utiliteitsbouw toegepast. Vooral in de zogenaamde gietbouw wordt van deze wanden veelvuldig gebruik gemaakt.
- Blokkenwanden
Deze binnenwanden worden gevormd door stenen of blokken in het werk te verlijmen of te vermetselen.
De stenen zijn op basis van baksteen, (licht)beton of kalkzandsteen leverbaar; blokken zijn leverbaar op basis van kalkzandsteen, (licht)beton, cellenbeton, gips of glas. Stenen worden meestal vermetseld, blokken meestal verlijmd. Bij het "schoon" vermetselen of verlijmen is een verdere afwerking niet noodzakelijk, bij het zogenaamde "vuilwerk" worden de wanden in de afbouwfase van een geschikte wandafwerking voorzien.
Blokkenwanden worden als constructieve of scheidende binnenwanden in de woning en utiliteitsbouw toegepast. De wanden worden als niet verplaatsbaar beschouwd en worden vooral om hun dragende, brandwerende en isolerende eigenschappen gekozen. - Montagewanden
Deze binnenwanden worden gevormd door in het werk, tussen twee constructievloeren, een houten of stalen frame aan te brengen en deze dan van enkel of dubbel beplating te voorzien. De beplating kan zijn op basis van hout, staal, gipsvezelkarton of kunststof. Indien nodig wordt de beplating van een geschikte wandafwerking naar keuze voorzien. De voegen tussen de beplating worden afhankelijk van het beplatingsmateriaal, met behulp van een vulmiddel, kit of een dichtingsprofiel afgedicht.
Montagewanden worden in het algemeen als scheidende binnenwanden toegepast. Meestal als een visuele of akoestische afscheiding binnen een verblijfsgebied. Indien akoestische of thermische eisen een rol spelen wordt de spouw tussen de beplating van een isolatiemateriaal voorzien.
Montagewanden kunnen verplaatst worden en worden in het algemeen als lichte scheidingswanden in de woning- en utiliteitsbouw toegepast. - Plaatwanden
Deze binnenwanden worden geheel in de fabriek geprefabriceerd en als complete wandplaten binnen de omhulling gemonteerd.
Plaatwanden kunnen zijn vervaardigd op basis van:- beton; als gewapend beton en bestemd voor toepassingen in de betonsysteembouw;
- hout; als houten frame met een houten beplating en bestemd voor toepassingen in de houtskeletbouw.
- Plaatwanden zijn niet verplaatsbaar en worden in het algemeen als constructieve binnenwanden, vooral in de seriematige bouw, toegepast.
- Elementenwanden
Deze binnenwanden worden gevormd door geprefabriceerde, verdiepingshoge elementen, in het werk tot een complete binnenwand samen te stellen.
De geprefabriceerde elementen zijn niet breder dan 1,8 m en leverbaar als:- massieve elementen: homogene elementen op basis van grind-, lichtbeton of cellenbeton. De voegen tussen de afzonderlijke elementen worden meestal met kit of een mortel afgedicht. Massieve elementen worden als dichte elementen vervaardigd en de hiermee opgebouwde binnenwanden zijn meestal permanent;
- samengestelde elementen: opgebouwd uit een frame van staal of hout en een beplating op hout-, staal- of kunststofbasis. De voegen tussen de afzonderlijke elementen worden meestal met behulp van speciale stalen of kunststof profielen afgedicht. Samengestelde elementen kunnen in een groot aantal variaties, van open tot dicht, worden geprefabriceerd en maken het later verplaatsen van de wanden mogelijk. Ook puien worden gerekend tot de samengestelde elementen en kunnen als zodanig een inwendige scheidingsconstructie c.q. binnenwand gaan vormen.
Elementenwanden vervaardigd uit samengestelde elementen worden in de praktijk vaak systeemwanden genoemd. Elementenwanden worden in het algemeen als scheidende binnenwanden toegepast maar de massieve elementen kunnen ook constructief worden gebruikt. De wanden zijn meestal modulair opgebouwd en vooral geschikt voor thermische of brandwerende scheiding in utilitaire ruimten.
- Draadwanden
Deze binnenwanden worden gevormd door geprefabriceerde standaardcomponenten (draadwandmodulen), in het werk, tot een binnenwand of een complete unit samen te stellen.
Draadwanden worden ook netwerkwanden genoemd. De draadwandmodulen zijn opgebouwd uit een rechthoekig stalen frame en een gepuntlast netwerk van stalen draden.
In plaats van een netwerk kan binnen het frame ook een massieve, al dan niet geperforeerde, stalen plaat zijn aangebracht.
Draadwanden zijn verplaatsbaar, worden uitsluitend als scheidende binnenwanden toegepast en kunnen tot elke hoogte en breedte worden opgebouwd. De wanden zijn met name als inbraak werende binnenwanden in utilitaire ruimten zoals garages, magazijnen, fabriekshallen e.d. geschikt. - Unitwanden
Deze binnenwanden worden gevormd door geprefabriceerde standaardcomponenten (unitmodules), in het werk, tot een binnenwand of een complete unit samen te stellen.
De unitmodulen zijn opgebouwd uit een frame met beplating of als een sandwichpaneel.
Unitwanden zijn verplaatsbaar, worden uitsluitend als scheidende binnenwanden toegepast en kunnen tot elke hoogte en breedte worden opgebouwd. De wanden zijn vooral als geluidwerende binnenwanden in utilitaire ruimten zoals garages, magazijnen, fabriekshallen e.d. geschikt.
Een product vinden? >> Systeemwanden op NBD-Online |
Oppervlaktebehandeling van binnenwanden
In het werk gestorte wanden, blokkenwanden, montagewanden, plaatwanden en elementenwanden (massieve elementen) worden meestal van een geschikte wandafwerking voorzien. In het werk gestorte binnenwanden, blokkenwanden en plaatwanden van beton, kunnen ook als "schoonwerk" worden vervaardigd, zodat geen afwerking nodig is.
Door het in de bekisting opnemen van diverse profielen, kunnen in het werk gestorte binnenwanden of betonplaatwanden van een profilering of reliëf worden voorzien.
Bij "vuilwerk" worden de wanden door middel van pleisters, coatings of tegelwerk afgewerkt. Montagewanden met een houten of gipsvezelkartonnen beplating en elementenwanden met massieve elementen kunnen ook met coatings, tegelwerk e.d. worden afgewerkt. Draad-, unitwanden en elementenwanden met samengestelde elementen zijn van een fabrieksmatig aangebrachte oppervlaktebehandeling voorzien.
Toebehoren van binnenwanden
Naar gelang de functie die de binnenwand moet vervullen, bijvoorbeeld dragend of scheidend, brandwerend of geluidwerend, zijn vaak aanvullende middelen noodzakelijk, zoals:
- lateien;
- ankers;
- bevestigingsmiddelen;
- montageprofielen;
- brandwerende manchetten;
- isolatiematerialen;
- afwerklijsten;
- e.d.
Vorm en afmeting
Vorm van binnenwanden
De vorm van een binnenwand wordt bepaald in overleg met de architect, constructeur, adviseur (t.a.v. akoestiek, brandwerendheid e.d.), fabrikant en opdrachtgever. Bij dragende binnenwanden zijn de constructieve eigenschappen van groot belang en leveren beperkingen ten aanzien van de vormvrijheid. Bij scheidende binnenwanden, is de vormvrijheid in principe onbeperkt. Naast rechte wanden kunnen zijn gebogen wanden, wanden onder een hoek of wanden met afgeronde hoeken mogelijk. Door bijkomende functionele eisen zoals brandwerendheid, geluidswering e.d. kan echter ook hier de vormvrijheid worden beperkt.
Afmetingen van binnenwanden
De breedte en hoogte van binnenwanden kunnen geheel aan de vrije hoogte en breedte van de ruimte worden aangepast. Voor de gangbare dikten, zie tabel 1.
De standaardelementen van de draad- en de unitwanden zijn leverbaar in een groot aantal modulaire afmetingen.
Gewicht van binnenwanden
Het gewicht van een binnenwand is van belang voor de statische berekening van de vloerconstructies.
Zie tabel 1 voor de gangbare gewichten van de diverse binnenwanden.
Tabel 1: Gangbare dikten en gewicht van binnenwanden.
type binnenwand | wanddikte | gewicht |
mm | kN/m2 | |
in het werk gestorte wanden | 200 - 250 | 3,0 - 5,5 |
blokkenwand | 70 - 150 | 0,4 - 3,8 |
montagewand | 70 - 180 | 0,2 - 0,9 |
plaatwand | 250 - 300 | 1,3 - 5,5 |
elementenwand - massieve elementen | 100 - 150 | 1,0 - 3,2 |
elementenwand - samengestelde elementen | 35 - 150 | 0,2 - 0,7 |
draadwand | 25 - 35 | 0,5 - 0,8 |
unitwand | 50 - 100 | 0,7 - 2,4 |
Uiterlijk van binnenwanden
Oppervlaktestructuur
De oppervlaktestructuur is afhankelijk van de keuze van het materiaal en/of de wandafwerking.
Kleur
In het werk gestorte binnenwanden, blokkenwanden, montagewanden, plaatwanden en massieve elementenwanden zijn meestal voorzien van een wandafwerking die de kleur bepaalt, of de kleur wordt door de aard van het materiaal bepaald. Samengestelde elementenwanden, draadwanden en unitwanden kunnen in een onbeperkt aantal kleuren worden geleverd c.q. afgewerkt.
Prestaties
Mechanische eigenschappen van binnenwanden
Productsterkte, materiaalsterkte
Bij een constructieve toepassing speelt de stijfheid, druk- en treksterkte van een binnenwand een rol bij de statische berekening van de draagconstructie.
De uiterste grenstoestanden overeenkomstig NEN-EN 1990 mogen niet worden overschreden. Het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand moet overeenkomstig NEN-EN 1992-1-1, NEN-EN 1996-1-1 en NEN-EN 1995-1-1 worden bepaald.
Bij een zuiver scheidende toepassing wordt een binnenwand rondom vrij van de draagconstructie gehouden. Bij de eventuele vormveranderingen van de draagconstructie (bijvoorbeeld het doorbuigen van de bovengelegen vloer) worden dan de krachten niet doorgegeven en kan de binnenwand van een eventuele breuk of scheur worden gevrijwaard.
Oppervlakte-eigenschappen
Afhankelijk van de toepassingsgebied, is met name de weerstand tegen slijtage en beschadiging van belang bij een binnenwand. In het werk gestorte wanden, plaatwanden en blokkenwanden hebben m.b.t. dit aspect een groter weerstand dan de overige binnenwanden.
De genoemde proeven dienen te worden uitgevoerd op een wand met een minimale breedte van 3 m, met een hoogte gelijk aan de verdiepingshoogte en slechts aan de onder- en bovenzijde gesteund.
Dynamische eigenschappen
Dragende binnenwanden zijn vervaardigd van materialen die voldoende bestand zijn tegen mechanische beschadigingen. Scheidende binnenwanden, die geen dragende functie vervullen, zijn kwetsbaarder en moeten per situatie op hun toepasbaarheid worden beoordeeld.
In het Bouwbesluit wordt het beginsel van de vrije indeelbaarheid gehanteerd. Scheidingswanden kunnen hierdoor binnen een verblijfsgebied worden geplaatst, zonder dat eisen ten aanzien van hun gebruikseigenschappen worden gesteld. Vooral bij lichte scheidingswanden ontstaat behoefte aan een aanvullende beoordeling. Met behulp van de richtlijnen van de UEAtc kan in een dergelijke beoordeling worden voorzien. In deze richtlijnen wordt een aantal proeven gegeven, waarmee de gebruikseigenschappen (zoals de weerstand tegen botsingen met harde voorwerpen, tegen het ophangen van zware voorwerpen, tegen het optreden van plotselinge luchtdrukveranderingen, bestandheid tegen mechanische beschadigingen e.d.) getoetst kunnen worden.
De meest toegepaste proeven volgens de UEAtc zijn:
- zakslingerproef: hierbij wordt op de te onderzoeken wand driemaal een zandzak van 300 N, met een slingerbeweging losgelaten. Bij de proef wordt vervolgens de doorbuiging gemeten.
De tijdelijke doorbuiging mag niet meer dan 1/125 van de hoogte bedragen en maximaal 20 mm zijn. Blijvende doorbuiging mag niet meer dan 1/500 van de hoogte bedragen en mag maximaal 5 mm zijn; - kogelslingerproef: hierbij wordt op de te onderzoeken wand een stalen kogel van 10 N, met een slingerbeweging losgelaten. De proef wordt op verschillende plaatsen van de wand herhaald en de diameter van de indeuking wordt gemeten. De wand mag bij de proef niet worden doorboord of gaan scheuren;
- consoleproef: hierbij wordt op de te onderzoeken wand een gestandaardiseerde console bevestigd en met 500 N belast. Bij de proef wordt de doorbuiging gemeten en de sterkte van de bevestigingen beoordeeld.
De doorbuiging van de wand mag niet meer dan 5 mm bedragen en na 24 uur mogen de bevestigingen niet bezwijken; - windbelastingsproef: hierbij wordt de te onderzoeken wand evenwijdig aan een stijve wand opgesteld, met een spouwruimte van 50 à 70 mm. Door middel van een in de spouw gehangen luchtzak wordt vijfmaal achtereen een belasting van 200 N/m2 op de wand gebracht. Bij de proef wordt de doorbuiging gemeten.
De doorbuiging van de wand mag niet meer dan 1/500 van de hoogte bedragen en mag maximaal 5 mm zijn.
Vuur, explosie en binnenwanden
Brandbaarheid
De brandbaarheid van het materiaal van binnenwanden wordt volgens NEN 6064 bepaald. Hierbij dient een deel van de wandconstructie te worden onderzocht, zoals die zal worden toegepast.
Bij montagewanden, samengestelde elementenwanden (systeemwanden) en unitwanden is de mate van brandbaarheid afhankelijk van de samenstelling. Houten plaatwanden zijn brandbaar volgens NEN 6064. In het werk gestorte wanden, blokkenwanden, betonnen plaatwanden, massieve elementenwanden en draadwanden zijn onbrandbaar volgens NEN 6064.
Brandvoortplanting
De prestatie eisen voor woongebouwen ten aanzien van brandvoortplanting wordt bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Deze norm geeft experimentele methoden aan ter bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van een bouwmateriaal (combinatie), inclusief een eventuele afwerklaag en bevestigingen. De bepaling van de bijdrage tot de brandvoortplanting van bouwmaterialen staat vermeld in NEN-EN 13501-1. De mate waarin een materiaal bijdraagt tot brandvoortplanting wordt volgens deze norm bepaald door de klasseindeling volgens vlamuitbreiding en vlamoverslagintensiteit. Deze indeling loopt van A1/A2 - B - C - D - E - F, waarbij de materialen met klasse A1 de minste bijdrage leveren en die met klasse F als ontoelaatbaar moeten worden beschouwd.
Binnenwanden moeten aan klasse B, C of D voldoen (Bouwbesluit, aansturingstabel 2.66). De eis voor de bijdrage tot brandvoortplanting geldt voor 95% van het oppervlak van een binnenwand. De overige 5% van het oppervlak mag 2 klassen hoger zijn waardoor het toepassen van stopcontacten e.d. mogelijk blijft. De bijdrage tot brandvoortplanting van binnenwanden moet in samenhang met de toegepaste wandafwerking worden beoordeeld.
Rookontwikkeling
De rookproductie van een binnenwand wordt bepaald volgens NEN-EN 13501-1 . De mate van rookontwikkeling van een bouwmateriaal of materiaalcombinatie wordt in deze norm als rookdichtheid in m-1 aangegeven.
De rookdichtheid met betrekking tot een binnenwand mag in het algemeen maximaal 10 m-1 bedragen. Wanden van vluchtwegen moeten voldoen aan rookklasse S2 volgens NEN-EN 13501-1. De rookontwikkeling van een binnenwand moet in samenhang met de toegepaste wandafwerking worden beoordeeld.
Een binnenwand vormt ook een barrière om verspreiding van rook tegen te gaan en moet dus een bepaalde weerstand tegen rookdoorgang bezitten. Deze weerstand wordt volgens NEN 6075 bepaald.
Binnenwanden tussen een rookcompartiment en een andere besloten ruimte moeten in staat zijn de rook tenminste 20 minuten tegen te houden. Binnenwanden tussen ruimten waardoor een vluchtweg voert, tussen een brandcompartiment en een vluchttrappenhuis, tussen een vluchtweg en een schacht, koker of kanaal moeten in staat zijn de rook tenminste 30 minuten tegen te houden. De beoordeling van de wand moet plaatsvinden in samenhang met de aansluitingen van de binnenwand aan de aangrenzende bouwconstructies.
Brandwerendheid
Om te vermijden dat een brand zich over een groot gedeelte van een woning of woongebouw of naar een andere woongebouw kan uitbreiden, moet een binnenwand een zekere brandwerendheid bezitten.
Het Bouwbesluit spreekt over brandwerendheid in termen van weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO). De brandwerendheid van een binnenwand wordt bepaald volgens NEN 6068. Voor de bepaling van de WBDBO tussen twee ruimten, wordt in NEN 6068 gebruik gemaakt van de brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie. De beoordeling van de wand moet plaatsvinden in samenhang met de aansluitingen van de binnenwand aan de aangrenzende bouwconstructies.
Zie tabel 2 voor de minimaal vereiste brandwerendheid van een scheidende binnenwand in verschillende situaties.
Tabel 2: Brandwerendheid van binnenwanden met betrekking tot de scheidende functie
Gebruiksaard | Bouwconstructie | Brandwerendheid in minuten |
Woningbouw | binnenwand tussen een brandcompartiment en een ruimte die geen brandcompartiment is en waarover geen vluchtweg voert | geen eis |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een andere besloten ruimte | 20
| |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een vluchtweg | 30 | |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een ander brandcompartiment | 60 | |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een ander brandcompartiment en een schacht, koker of kanaal groter dan 0,015 m2 | 60 | |
| ||
Utiliteitsbouw | binnenwand tussen een brandcompartiment en een andere besloten ruimte in een gebouw waarin geen verblijfsgebied zich hoger dan 5 m boven het aansluitende terrein bevindt | 30 |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een ander brandcompartiment in een gezondheidszorggebouw, penitentiaire inrichting en logiesgebouw | 30 | |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een sanitaire ruimte | 30 | |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een andere besloten ruimte in een gebouw waarin verblijfsgebieden zich hoger dan 5 m boven het aansluitende terrein bevinden | 60 | |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een vluchtweg | 60 | |
binnenwand tussen een brandcompartiment en een ander brandcompartiment | 60 |
De brandvoorschriften zijn gebaseerd op het principe van compartimentering. Als brandcompartiment zijn o.a. aangemerkt:
- een in een woongebouw gelegen woning;
- een gemeenschappelijk verblijfsgebied;
- een gemeenschappelijk bergingsgebied;
- elke technische ruimte;
- trappenhuizen die niet als vluchtweg dienen.
Verder mag een brandcompartiment in een woning geen grotere gebruiksoppervlakte hebben dan 500 m2. Een woning met een grotere oppervlakte dan 500 m2 dient dus in een aantal brandcompartimenten te worden ingedeeld. In een kantoorgebouw kan een brandcompartiment ook 1.000 m2 zijn en een industrieel gebouw kan worden ingedeeld in compartimenten van 2.500 m2.
Schachten, kokers, kanalen en trappenhuizen waardoor een vluchtweg voert, mogen niet als brandcompartiment worden aangemerkt. Het Bouwbesluit eist dat de binnenwanden van dergelijke ruimten over de binnenste 10 mm dikte, uit onbrandbaar materiaal moeten bestaan.
Voor dragende binnenwanden gelden tevens de eisen voor brandwerendheid met betrekking tot bezwijken. Zie tabel 3 voor de brandwerendheid welke dragende binnenwanden moeten bezitten.
Tabel 3: Brandwerendheid van binnenwanden met betrekking tot bezwijken
Gebruiksaard | Bouwconstructie | Brandwerendheid in minuten |
Woningbouw | dragende binnenwand in een woonhuis (niet gelegen in een woongebouw) | 60 |
dragende binnenwand in een woongebouw, waarin geen verblijfsgebied hoger is gelegen dan 13 m boven het aansluitende terrein | 90
| |
dragende binnenwand in een woongebouw, waarin een verblijfsgebied hoger is gelegen dan 13 m boven het aansluitende terrein | 120 | |
| ||
Utiliteitsbouw | dragende binnenwand in een gebouw waarin geen verblijfsgebied hoger is gelegen dan 5 m boven het aansluitende terrein | 60 |
dragende binnenwand in een gebouw, waarin een verblijfsgebied is gelegen tussen 5 m en 13 m boven het aansluitende terrein | 90 | |
dragende binnenwand in een gebouw, waarin een verblijfsgebied hoger is gelegen dan 13 m boven het aansluitende terrein | 120 |
Als hoogte van het aansluitende terrein wordt bedoeld de hoogte, gemeten ter plaatse van de toegang tot het gebouw.
Branduitbreiding vanuit één ruimte naar een andere kan op twee manieren plaatsvinden:
- binnen door (branddoorslag);
- buitenom (brandoverslag).
Afhankelijk van de brandveiligheidseisen die aan een scheidingswand worden gesteld, kunnen we twee typen wanden onderscheiden:
- brandwerende wand:
voor deze wanden is alleen een beperkte brandwerendheid van 60 tot 120 minuten vereist.
Een brandwerende wand wordt in het algemeen voorgeschreven in situaties waar de veiligheid van personen in geding is zoals bij vluchtwegen e.d.; - brandscheidende wand (of brandwand):
bij deze wanden wordt zeer hoge brandwerendheid van 240 tot 360 minuten vereist.
Een brandwand wordt in het algemeen voorgeschreven in situaties waar het gaat om het beperken van bedrijfsrisico in ruimten waar productiemachines of brandbare stoffen staan. De brandwand moet de minimale brandwerendheid van 4 uur bezitten en tevens niet instorten bij het bezwijken van de draagconstructie in de ruimte waar de brand woedt.
In utilitaire gebouwen wordt vaak een draagconstructie van staal gebruikt. Bij een brandscheiding tussen twee brandcompartimenten moet in principe de staalconstructie los van de brandwand worden gehouden. Bij het bezwijken van de constructie in één compartiment wordt de brandwand dan niet omgetrokken en blijft de brand tot deze compartiment beperkt.
In het algemeen kan de brandwand op twee manieren worden uitgevoerd, als:
- vrijstaande brandwand, waarbij de wand de vereiste brandwerendheid in beide richtingen bezit;
- gekoppelde brandwand, waarbij de wand de vereiste brandwerendheid in één richting bezit, namelijk vanaf de vrijgehouden kant. Door twee gekoppelde wanden naast elkaar te plaatsen kan de brandwerendheid in beide richtingen alsnog worden bereikt.
Noodzakelijke doorvoeringen, openingen, dilataties e.d. in een brandwand, mogen de vereiste WBDBO van de brandwand niet aantasten. Er moet dus van speciale beschermende voorzieningen zoals branddeuren, brandmanchetten e.d. gebruik worden gemaakt.
Woningscheidende binnenwanden in de woningbouw dienen als brandwanden te worden aangemerkt en moeten de functie van brandscheiding vervullen.
Binnenwanden van in het werk gestort beton, blokkenwanden en plaatwanden van beton kunnen bij een dikte van 250 mm een brandwerendheid van meer dan 240 minuten bereiken. Plaatwanden van hout, elementenwanden en unitwanden kunnen, afhankelijk van hun samenstelling, een brandwerendheid van 30 tot 60 minuten bezitten.
Gassen, vloeistoffen, vaste stoffen en binnenwanden
Luchtdoorlatendheid
Dit aspect is van belang voor de afdeling "energiezuinigheid" van het Bouwbesluit en voor bepaling van de luchtdoorlatendheid wordt hierbij naar NEN 2686 verwezen. Met behulp van de zogenaamde luchtvolumestroom (in m3/s) wordt een constructieonderdeel beoordeeld.
Voor binnenwanden, zonder doorvoeringen en openingen, is de bijdrage aan de luchtvolumestroom verwaarloosbaar. Meestal zullen immers aan weerszijden van een binnenwand vergelijkbare condities heersen.
Waterdichtheid
Voor de bepaling van de waterdichtheid, wateropname en de binnenoppervlaktetemperatuur van binnenwanden verwijst het Bouwbesluit naar NEN 2778.
Volgens NEN 2778 moet een binnenwand die scheiding tussen een verblijfsgebied en een toiletruimte of badruimte vormt, waterdicht zijn.
Deze waterdichtheid wordt meestal door een waterdichte afwerklaag bereikt. Hierbij zijn vooral de aansluitingen tussen wand en vloer van belang.
Diffusie
De waterdampdoorlatendheid van binnenwanden is van belang bij het vochttransport tussen verblijfsruimten en natte ruimten. Op vochtige plaatsen vormen zich schimmels e.d., die aanleiding kunnen zijn tot de vorming van allergenen. Deze allergenen kunnen bij de mens allergische reacties veroorzaken. Met betrekking tot de afdeling "gezondheid" van het Bouwbesluit moet daarom vochtophoping als gevolg van condensatie worden vermeden.
Het gevaar voor inwendge condensatie en langdurige oppervlaktecondensatie bestaat, wanneer in de binnenwand relatief koude binnenoppervlakken kunnen ontstaan.
In NEN 2778 wordt de "factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte" gehanteerd. Met berekeningen kan worden gecontroleerd of een bouwkundig detail voldoet aan deze factor, afgekort tot temperatuurfactor of f-factor. Voor een binnenwand tussen een verblijfsruimte en een natte ruimte geldt, dat f ≥ 0,65 moet zijn.
Vochtopname
Als gevolg van gebruik van water in een ruimte kan in een binnenwand water doordringen, waardoor rotting of lekkage kan ontstaan. Om dit te voorkomen worden in het Bouwbesluit eisen aan de vochtopname gesteld.
Binnenwanden die een scheiding vormen tussen een bad- of toiletruimte en een andere besloten ruimte, moeten aan de naar de toilet- of badruimte toegekeerde zijde een beperkte vochtopname hebben. Op geen enkele plaats van een binnenwand in een toilet- of badruimte mag de wateropname groter zijn dan 0,2 kg/(m2·s1/2). Tot een hoogte van 1,2 m vanaf de vloer mag deze wand tevens geen hogere vochtopname hebben dan 0,01 kg/(m2·s1/2). Ter plaatse van het bad of de douche geldt de eis van 0,01 kg/(m2·s1/2) tot een hoogte van 2,1 m.
Deze waarden worden meestal niet door de binnenwand zelf bereikt maar door het toepassen van een geschikte wandafwerking, zoals keramische tegels, kunststof e.d.
Veranderingen
Onder wisselende vochtomstandigheden en temperatuur kunnen bij binnenwanden maatveranderingen optreden. Door deze lengteveranderingen kunnen spanningen in andere constructiedelen of in de binnenwand zelf worden veroorzaakt als er geen voorzieningen in de vorm van dilataties worden getroffen.
Bestandheid
In het algemeen zal voor het oppervlak van een binnenwand geen bijzondere chemische bestandheid worden vereist.
In het werk gestorte wanden, blokkenwanden, montagewanden, plaatwanden en elementenwanden (massieve elementen) worden vaak van een wandafwerking voorzien, zodat de wand in iedere gebruikssituatie een geschikte bescherming zal krijgen. Elementenwanden (samengestelde elementen), draad- en unitwanden kunnen fabrieksmatig van een afwerking met de vereiste chemische bestandheid worden voorzien.
Tegen het vocht dat eventueel in een onbeschermde binnenwand kan dringen zijn binnenwanden van steenachtige materialen goed bestand.
Thermische eigenschappen van binnenwanden
Uitzetting
Door een verschil in uitzetting tussen een binnenwand en de omringende constructieonderdelen, kunnen spanningen ontstaan. Voor homogene binnenwanden, zoals de in het werk gestorte wanden, blokkenwanden, plaatwanden en massieve elementenwanden bedraagt de lineaire uitzettingscoëfficiënt 8·10-6K-1 tot 14·10-6K-1.
Geleiding
Voor binnenwanden worden alleen dan eisen aan de thermische isolatie gesteld, indien de binnenwand een scheiding vormt tussen een verwarmde verblijfsruimte en een niet verwarmde ruimte zoals een gemeenschappelijk trappenhuis, bergingsruimte, garage e.d. Volgens het Bouwbesluit moet in een woning of woongebouw, de warmteweerstand (Rc) in de genoemde gevallen tenminste 2,5 m2·K/W bedragen. Deze eis is dezelfde als die ook aan de gevels en het dak wordt gesteld.
Homogene binnenwanden, zoals de in het werk gestorte wanden, blokkenwanden, plaatwanden en massieve elementenwanden, kunnen gemakkelijk een Rc van boven de 2,5 m2·K/W bereiken.
Samengestelde binnenwanden kunnen afhankelijk van samenstelling, een Rc van 0,2 m2·K/W tot 2,2 m2·K/W bereiken.
Absorptie
De absorptie van warmte is van invloed op de behaaglijkheidservaring in de ruimte. Door de absorptie van warmte (warmte-accumulatie) kunnen de temperatuursveranderingen in de ruimte worden genivelleerd. De mate van warmte-accumulatie is afhankelijk van de aard en massa van het materiaal.
Homogene binnenwanden zoals de in het werk gestorte wanden, blokkenwanden, plaatwanden van beton en massieve elementenwanden, hebben een hoog warmte-accumulerend vermogen. Plaatwanden van hout en samengestelde binnenwanden hebben een laag warmte-accumulerend vermogen.
Akoestische eigenschappen van binnenwanden
Luchtgeluidisolatie
Dit aspect is van belang voor de afdeling "gezondheid" van het Bouwbesluit. Voor bepaling van de geluidswering wordt hierbij naar NEN 5077 verwezen.
Als maat voor de luchtgeluidsisolatie, wordt het begrip karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid (Ilu;k) gehanteerd. Dit is de waarde die de luchtgeluidsisolatie in tussen twee ruimten aangeeft, herleid naar gestandaardiseerde afmetingen van de ontvangruimte.
In de praktijk wordt eerst de isolatie-index voor luchtgeluid (Ilu) in een ruimte gemeten, daarna worden deze metingen herleid naar gestandaardiseerde afmetingen van die ruimte en zo de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid (Ilu;k) bepaald. Voor de eisen, waaraan de waarde van Ilu;k volgens het Bouwbesluit moet voldoen, zie tabel 4.
In het algemeen kan men stellen dat met vergroting van de massa van de binnenwand de geluidsisolatie verbetert. Een enkelvoudige scheidingswand binnen één woning, moet een minimale massa hebben van 0,81 N/m2, om aan de eis van Ilu;k ≥ -20 dB en Ico ≥ -20 dB te kunnen voldoen. Indien de massa minder bedraagt, dient een buigslappe voorzetwand te worden aangebracht. Woningscheidende wanden dienen een massa van minimaal 5 kN/m2 te hebben om aan de geluidsisolatie eisen te kunnen voldoen. Uit tabel 1 blijkt dat hiervoor alleen de in het werk gestorte wanden en plaatwanden van beton in aanmerking komen. Een woningscheidende wand kan echter ook als een spouwmuur (al dan niet ankerloos) worden uitgevoerd, waarbij met minder massa zelfs betere resultaten bereikt worden. Hierbij kunnen dan ook blokkenwanden, houten plaatwanden en massieve elementenwanden, worden toegepast.
Contactgeluidisolatie
Ten aanzien van contactgeluidsisolatie wordt in het Bouwbesluit ook naar NEN 5077 verwezen. Als maat voor de contactgeluidsisolatie tussen twee ruimten, wordt het begrip isolatie-index voor contactgeluid (Ico) gehanteerd. Herleiding van deze waarde naar gestandaardiseerde afmetingen is hierbij niet nodig, omdat deze waarde onafhankelijk is van de afmetingen van de ontvangruimte. De eisen, waaraan de waarde van Ico volgens het Bouwbesluit moet voldoen, zijn in tabel 4 weergegeven.
Uit tabel 4 volgt, dat aan ruimten zoals toilet-, bad-, berg- en verkeersruimten hogere prestatie-eisen worden gesteld (5 dB) dan aan verblijfsruimten (0 dB), terwijl aan logiesverblijven lagere prestatie-eisen worden gesteld (-5 dB).
Geluidabsorptie
De geluidsabsorptie van wanden is van invloed op de nagalmtijd in een ruimte. Om ongewenste galmeffecten in gemeenschappelijke verkeersruimten (trappenhuizen, besloten galerijen e.d.) te vermijden en daardoor geluidshinder in de aangrenzende woningen te beperken, worden in het Bouwbesluit eisen aan de geluidsabsorptie gesteld.
De geluidsabsorptie van een ruimte wordt bepaald door zowel wanden als ook de vloeren en het plafond van de ruimte. Geluidsabsorptiecoëfficiënten van de afzonderlijke onderdelen worden overeenkomstig NEN-EN 12354 bepaald.
Tabel 4: Prestatie-eisen voor binnenwanden met betrekking tot lucht- en contactgeluidsisolatie
Gebruikssituatie van de binnenwand | minimale waarde voor Ilu;k | minimale waarde voor Ico |
Tussen twee in een logiesgebouw gelegen logiesverblijven | -5 dB | -5 dB |
Tussen een verblijfsgebied en een niet tot dezelfde woning of gebouw behorende verblijfsruimte of besloten gebied | 0 dB | 0 dB |
Tussen een besloten ruimte van een woning en een tot een andere woning of woongebouw behorende besloten ruimte, dat niet een verblijfsgebied of een gemeenschappelijke verkeersruimte is. | -5 dB | -5 dB |
Tussen verblijfsruimten binnen een woning | -20 dB | -20 dB |
Voor de toetsing aan deze eisen is een beoordeling van de totale constructie vereist. Naast de diverse wandelementen en hun aansluitingen onderling, zijn ook andere constructiedelen en hun aansluitdetails van belang.
Voor binnenwanden kan men de aansluitdetails hanteren, die in de diverse kwaliteitsverklaringen (attesten) zijn opgenomen. Bij toepassing van andere details dient door middel van beproeving te worden aangetoond dat een binnenwand aan de gestelde eisen voldoet.
Toepassing
Functionele bruikbaarheid van binnenwanden
Voor het al dan niet geschikt zijn van een binnenwand voor een bepaalde situatie, zijn de volgende factoren bepalend:
- eigen gewicht;
- dragende eigenschappen (sterkte, stijfheid, stabiliteit);
- bestandheid tegen mechanische beschadiging;
- haalbare brandwerendheid (brandwanden);
- haalbare geluidsisolatie (massa i.v.m. lucht- en contactgeluid);
- gewenste geluidsabsorptie;
- het uiterlijk;
- thermische eigenschappen (isolatie mogelijkheid);
- mogelijkheden tot het aanbrengen van openingen;
- mogelijkheden tot het opnemen van voorzieningen;
- mogelijkheid om verplaatst te worden;
- mogelijkheid om gebogen vormen te realiseren.
Voor een overzicht van de gebruikelijke toepassingsgebieden van diverse binnenwanden, zie tabel 5.
Tabel 5: Toepassingsgebieden voor binnenwanden
Binnenwandtype | Toepassingsgebied | ||||
| Woningbouw |
|
| Utiliteitsbouw |
|
| constructief | scheidend | woningscheidend | constructief | scheidend |
in het werk gestorte wanden | ± | - | + | + | - |
blokkenwanden | + | + | + | + | ± |
montagewanden | - | + | - | - | ± |
plaatwanden - beton | ± | - | + | + | - |
plaatwanden - hout | + | ± | + | ± | - |
elementenwanden - massief | + | ± | ± | + | + |
elementenwanden - samengesteld | - | ± | - | - | + |
draadwanden | - | ± | - | - | + |
unitwanden | - | ± | - | - | + |
+ = geschikt voor het toepassingsgebied
± = minder geschikt voor het toepassingsbied in vergelijking met de andere wandtypen
- = niet geschikt voor het toepassingsgebied
Een product vinden? >> Systeemwanden op NBD-Online |
Economische bruikbaarheid van binnenwanden
Naast functionele overwegingen kunnen economische overwegingen bij de keuze van een binnenwand worden betrokken. De volgende economische voordelen kunnen bij de keuze van belang zijn:
- korte bouwtijden: door het gebruik van plaat-, element-, draad- of unitwanden;
- eenvoudige uitvoering van complexe vormen: door toepassing van in het werk gestorte wanden of montagewanden, is iedere wandvorm te realiseren. In beperkte mate kunnen ook met samengestelde elementenwanden (systeemwanden) gebogen vormen worden gerealiseerd, waarbij een productgebonden standaard radius in acht genomen moet worden;
- het eenvoudig opnemen van openingen: samengestelde elementenwanden, draad en unitwanden hebben het voordeel van een groot scala aan elementen met geprefabriceerde openingen zoals balies, deuren, ramen, puien e.d. Bij de overige binnenwandtypen moeten de openingen van tevoren worden opgegeven. Bij blokkenwanden en montagewanden kunnen eventueel openingen in het werk worden gespaard;
- geen extra voorzieningen in de vloerconstructie nodig: door het toepassen van zogenaamde lichte scheidingswanden (gewicht lager dan ca. 1 kN/m2), zoals bepaalde blokkenwanden, montagewanden en elementenwanden;
- realisatie in de afbouwfase: door het gebruik van montagewanden, samengestelde elementenwanden en unitwanden is het mogelijk scheidingswanden pas in de afbouwfase te realiseren;
- geruisarm en stofvrije verplaatsbaarheid: door gebruik te maken van samengestelde elementenwanden. Het verplaatsen van een binnenwand moet meestal tijdens de werkuren van de gebruiker geschieden. Afhankelijk van de aard van het bedrijf, moet het afbreken en weer opbouwen van een scheidingswand zo geruisarm en stofvrij mogelijk plaatsvinden. In deze gevallen kunnen de samengestelde elementenwanden, ook wel systeemwanden genoemd, een uitkomst bieden;
- het achteraf opnemen van voorzieningen: in blokkenwanden, montagewanden en samengestelde elementenwanden is het eventueel achteraf inbouwen van voorzieningen, zoals elektra e.d., betrekkelijk eenvoudiger aan te brengen dan bij de overige typen.
Ontwerpdetails van binnenwanden
Voor het voldoen van een binnenwand aan de eisen van het Bouwbesluit en ook het langdurig aan deze eisen blijven voldoen, zijn de aansluitdetails op de overige bouwdelen en de openingen in deze binnenwand, van groot belang.
Een binnenwand is een inwendige scheidingsconstructie in de zin van het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit gelden de prestatie-eisen voor een binnenwand als geheel. Deuren, ramen, kanalen, kolommen, doorvoeringen en andere onderdelen mogen de te leveren prestaties van de wand niet nadelig beïnvloeden.
Deuren in binnenwanden, die een zekere brandwerendheid volgens het Bouwbesluit moeten bezitten, mogen spleten ten behoeve van luchtcirculatie bevatten. Deze spleten zijn bijvoorbeeld nodig voor de toevoer van verse lucht naar verblijfsruimten, toilet- en badruimten of voor de afvoer van binnenlucht uit verblijfsruimten. De toegestane spleten mogen maximaal 0,018 m2 zijn en zich niet hoger dan 0,05 m boven de vloer bevinden.
In een binnenwand tussen twee brandcompartimenten mag zich geen ander beweegbaar onderdeel bevinden dan een zelfsluitende deur.
Bij het ontwerpen van gebouwen en bij het vervaardigen van geprefabriceerde bouwdelen zoals plaat- en elementenwanden dienen de regels en bepalingen voor modulaire coördinatie voor woning- en utiliteitsbouw te worden toegepast. Hierdoor wordt bereikt dat ontwerp, productie en uitvoering optimaal op elkaar worden afgestemd.
Een scheidende binnenwand moet, afhankelijk van het materiaal, zodanig op de ruwbouw worden aangesloten dat eventuele uitzetting en krimp zonder schade kan plaatsvinden. Vooral bij blokkenwanden en massieve elementenwanden moet een flexibele maar dichte aansluiting worden gerealiseerd.
In natte cellen worden meestal de wanden en vloeren van tegelwerk voorzien. Bij de uitvoering van het tegelwerk is het raadzaam, de voegen tussen de vloer en de wanden en tussen de wanden onderling, te vullen met een elastisch blijvende kit. Hierdoor kunnen de eventuele bewegingen van de wanden ten gevolge van hygrothermische invloeden worden opgevangen en kan schade aan tegelwerk worden voorkomen.
Om de gewenste c.q. vereiste geluidsisolatie tussen twee aangrenzende ruimten te handhaven, dient aandacht te worden besteedt aan de geluidsoverdracht, die op de volgende wijze plaats kan vinden:
- via uitstraling van een dunne binnenwand, die met een starre verbinding aan een dikke wand is verbonden. Een buigslappe maar luchtdichte verbinding verdient de voorkeur;
- via een dunne plek in een binnenwand. Deze plekken kunnen ter plaatse van de wandcontactdozen of andere in de wand ingebouwde voorzieningen ontstaan. Het verdient de voorkeur dergelijke voorzieningen niet tegenover elkaar maar naast elkaar in de wand op te nemen;
- via open voegen tussen de wandelementen. Dergelijke voegen dienen luchtdicht te worden afgewerkt;
- via een spouw en de krimpnaden bij pui-aansluitingen. Dergelijke krimpnaden dienen van een geschikte afdichting te worden voorzien;
- via een verlaagd plafond. In dergelijke situaties kan het nodig zijn de scheidingswand, boven het plafond, tot aan de ruwbouw (constructievloer) door te trekken.
Verwerking en montage
Transport van binnenwanden
De grondstoffen en geprefabriceerde elementen worden per vrachtauto aangevoerd. Voor transport op de bouwplaats wordt, voor de grote geprefabriceerde elementen, zoals plaatwanden en massieve elementenwanden, speciaal hefgereedschap door de fabrikant ter beschikking gesteld.
Opslag van binnenwanden
De geprefabriceerde elementen moeten op de door de fabrikant aangegeven wijze worden opgeslagen.
Voorbereiding voor binnenwanden
In het algemeen bestaat de voorbereiding uit het uitzetten van de maatvoering, het voorbereiden van de aansluitingen en het plaatsen van de eventueel benodigde tijdelijke ondersteuningen.
Verwerking van binnenwanden
De verwerking of montage is afhankelijk van het gekozen binnenwandtype:
- In het werk gestorte wanden
Deze binnenwanden worden constructief toegepast en vormen een onderdeel van de gehele betonconstructie. Het stellen van de bekisting, het storten van beton en het ontkisten van de wanden vindt plaats tijdens de ruwbouw. Wanden dienen in een stortperiode volledig te worden gevuld om stortnaden in het vlak van de wand te vermijden. Na het ontkisten dient het wandoppervlak zorgvuldig te worden geïnspecteerd op onregelmatigheden. Grindnesten moeten worden uitgehakt en aangestort. - Blokkenwanden
Afhankelijk van de functie die de binnenwand moet vervullen, vindt de verwerking in de ruwbouwfase (constructieve wanden) of in de afbouwfase (scheidende wanden) plaats. Stenen worden meestal met behulp van een geschikte mortel vermetseld, blokken worden meestal verlijmd maar kunnen ook worden vermetseld. - Montagewanden
De verwerking van deze binnenwanden vindt plaats in de afbouwfase en volgens de verwerkingsrichtlijnen van de fabrikant. - Plaatwanden
De verwerking van deze binnenwanden vindt plaats in de ruwbouwfase. De complete wandplaat wordt binnen het gebouw gehesen, zuiver verticaal gesteld en aan de overige delen van de draagconstructie verbonden. Afhankelijk van het materiaal worden daarna de verbindingen gefixeerd:- beton: door het zorgvuldig met beton volgieten van de daarvoor uitgespaarde gedeelten.
- hout: door middel van speciale daarvoor bestemde koppelingen.
- Elementenwanden
Afhankelijk van de elementtypen vindt de verwerking plaats in de ruwbouw (massieve elementen) of in de afbouw (samengestelde elementen) en volgens de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant. - Draadwanden
De verwerking van deze binnenwanden vindt plaats in de afbouwfase en volgens de verwerkingsrichtlijnen van de fabrikant. - Unitwanden
De verwerking van deze binnenwanden vindt plaats in de afbouwfase en volgens de verwerkingsrichtlijnen van de fabrikant.
Voor een nadere beschrijving van de verwerking of montage van de diverse binnenwandtypen, zie de desbetreffende niveaus 2.
Afwerking van binnenwanden
In het werk gestorte wanden, blokkenwanden en montagewanden kunnen in de afbouwfase met pleisters, coatings of tegelwerk worden afgewerkt.
Onderhoud
Onderhoud van binnenwanden
Indien de binnenwanden voor het juiste toepassingsgebied worden aangewend, zijn deze onderhoudsvrij.
Reparatie van binnenwanden
In het werk gestorte wanden en plaatwanden kunnen met behulp van een geschikte reparatiemortel worden gerepareerd. Overige binnenwandtypen kunnen door vervanging van de beschadigde onderdelen worden gerepareerd.
Economische factoren
Prijzen van binnenwanden
Omdat de prijzen sterk afhankelijk zijn van de materiaalsoort, kwaliteit, gewenste eigenschappen, dikte, bouwsystematiek, bouwplaatsomstandigheden e.d. is het niet zinvol om hier de prijzen per binnenwandtype op te geven.
De prijs van de in het werk gestorte wanden en plaatwanden maken deel uit van de totale ruwbouwprijs. Bij de overige wandtypen is een betrouwbare prijs te verkrijgen door per project een offerte aan te vragen.
Technische service voor binnenwanden
Op aanvraag worden door de fabrikanten adviezen verstrekt omtrent de wandkeuze en toepassingsgebieden.
Milieu en gezondheid
Duurzaamheid van binnenwanden
Bij dragende binnenwanden kan de levensduur gelijk worden gesteld aan de economische levensduur van het gebouw, waarin ze worden toegepast. Dragende binnenwanden worden immers uit duurzame materialen opgetrokken.
Scheidende binnenwanden zijn door hun lichtere constructie meer kwetsbaar. Deze wanden worden meestal vrij van de hoofddraagconstructie geplaatst en worden tijdens het gebruik van het gebouw verplaatst, vervangen, aangepast e.d.
De duurzaamheid van een binnenwand is ook enigszins afhankelijk van de gekozen wandafwerking en eventuele wandbescherming (stootranden e.d.).
Referenties
Wet- en regelgeving
BB: Bouwbesluit (2012)
Normen en praktijkrichtlijnen
Europese normen van het Comité Européen de Normalisation (CEN) en de International Organization for Standardization (ISO):
- BS EN 2: Brandklassen
- BS EN ISO 13786: Thermische eigenschappen van bouwelementen; thermische traagheidseigenschappen; berekeningsmethoden
- NEN-EN 832: Thermische eigenschappen van gebouwen - Berekening van het energiegebruik voor verwarming - Woningen en woongebouwen
- NEN-EN 1364-1: Bepaling van de brandwerendheid van niet-dragende bouwdelen - Deel 1: Wanden
- NEN-EN 1365-1: Bepaling van de brandwerendheid van dragende bouwdelen - Deel 1: Wanden
- NEN-EN 12354: Geluidwering in gebouwen - Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen
- NEN-EN-ISO 140-4: Akoestiek - Het meten van geluidisolatie in gebouwen en van bouwelementen - Deel 4: Praktijkmeting van de luchtgeluidisolatie tussen ruimten
- NEN-EN-ISO 354: Akoestiek - meten van geluidsabsorptie in een nagalmkamer
- NEN-EN-ISO 10211: Koude-bruggen in gebouwen - Warmtestromen en oppervlakte-temperaturen - Gedetailleerde berekeningen
- NTA 8800: Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode
- NEN 1070: Geluidwering in gebouwen - Specificatie en beoordeling van de kwaliteit
- NEN 2686: Luchtdoorlatendheid van gebouwen - Meetmethode
- NEN 2778: Vochtwering in gebouwen - Bepalingsmethoden
- NEN 5077: Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd
- NEN 5078: Geluidswering in gebouwen; rekenmethode voor de bepaling van de geluidsabsorptie in ruimten
- NEN 6000: Modulaire coördinatie voor gebouwen; begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en regels voor plannen
- NEN 6064: Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen
- NEN 6068: Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
- NEN 6075: Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten
- NEN 6081: Brandveiligheid van gebouwen - Functionele eisen
Prestatie-eisen
- NEN 6090: Bepaling van de vuurbelasting
- NEN 6722: Voorschriften Beton - Uitvoering
- NEN-EN 1990: Grondslagen van het constructief ontwerp
- NEN-EN 1992-1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen
Nederlandse Praktijkrichtlijnen:
- NPR 2877: Beproevingsmethoden voor waterdichtheid van scheidingsconstructies
- NPR 5070: Geluidswering in woongebouwen- Voorbeelden van wand- en vloerconstructies
- NPR 6791:: Steenconstructies - Eenvoudige ontwerpregels, gebaseerd op NEN 6790:2005
- NPR 7052: Niet-dragende scheidingswanden van gipsblokken
Beoordelingsrichtlijnen en specificaties
- BRL 1003: Beoordelingsrichtlijn. Niet-dragende binnenwanden
- UEAtc: Gemeenschappelijke beoordelingsrichtlijnen voor lichte scheidingswanden van "Union Européenne pour l'Agrément technique dans la construction"
Geraadpleegde literatuur
Leesberg A.F.A., ir. - Scheidingswanden, Bouwkunde deel 8, 1985
Melsen A.J. - Bouwfysica I, 1993
Documentatie diverse fabrikanten
Klik hier om terug te gaan naar de themapagina wanden.