Referentienummers
Samenstelling
Systeemopbouw van houten buitendeuren
Houten buitendeuren worden als volgt onderscheiden:
- Naar buiten draaien deuren, enkel of dubbel;
- Naar binnen draaiende deuren, enkel of dubbel;
- Doordraaiende deuren, enkel of dubbel;
- Schuifdeuren, enkel of dubbel;
- Hefschuifdeuren;
- Draaivaldeuren;
- Valschuifdeuren;
- Parallel schuifdeuren.
Met speciaal beslag zijn variaties op en combinaties van bewegingsrichtingen mogelijk. Met speciale voorzieningen zijn houten deuren brandwerend, geluidsisolerend en inbraakwerend uit te voeren.
Houten buitendeuren gaan samen met een gevelelement of houten kozijn: dit zijn de elementen, samengesteld uit profielen, (tussen)stijlen en (onder/boven/tussen)dorpels, die zijn bestemd om in een bouwkundig kader te worden geplaatst, eventueel met behulp van een stelkozijn, waarna de deuren worden geplaatst. Kozijnen worden onderscheiden in:
- Inmetselkozijnen: kozijnen die vroeg in het bouwproces worden geplaatst en die de functie vervullen van maatvoering voor het later aan te brengen binnen- en buitenspouwblad;
- Montagekozijnen: kozijnen die later in een prefabbouwelement of in de bouw tegen een daarvoor opgenomen stelkozijn of een aanslag met een vooraf vastgestelde maatvastheid.
Elementopbouw van houten buitendeuren
Houten buitendeuren kunnen worden samengesteld uit:
- profielen voor binnensponningen;
- profielen voor buitensponningen.
In profielen voor binnensponningen kan een binnenbeglazing of kunnen naar binnen draaiende delen worden opgenomen. In profielen met buitensponningen kan buitenbeglazing of kunnen naar buiten draaiende delen worden gemonteerd.
In de timmerindustrie wordt gebruikt gemaakt van een aantal doorsnedematen, die hun oorsprong vinden in de zaagmaten in het land van herkomst van het hout. Zo levert een zaagmaat van 75 mm een schone geschaafde maat op van 67 mm. De standaardmaten voor kozijnprofielen zijn 67 x 90 mm, 67 x 102 mm, 67 x 114 mm en 67 x 139 mm. Ook andere profielen zijn mogelijk. De profielmaten voor ramen zijn 54 x 67, 54 x 78 mm, 54 x 90 en 67 x 90 mm. Ook andere, doorgaans grotere, maten zijn mogelijk.
Materiaal van houten buitendeuren
De houten profielen kunnen bestaan uit naaldhout of uit loofhout. Om te zorgen dat diverse natuurlijke onvolkomenheden in het hout tot een minimum beperkt blijven, kan het hout worden geoptimaliseerd, gevingerlast of gelamineerd (en gevingerlast) en gemodificeerd. Het optimaliseren van hout bestaat uit het verlijmen van houten lamellen in de dikterichting. Het vingerlassen is een techniek om het hout in lengterichting te vergroten, Daarbij worden aan de einden van de houten delen schuine tanden gezaagd, die precies in elkaar passen. Deze delen worden aan elkaar gelijmd. Het lamineren is een techniek waarbij het hout in de dikte of in de hoogterichting wordt vergroot door het op elkaar lijmen van houten delen. Deze houten delen kunnen op zich weer gevingerlast worden. Hout dat een behandeling heeft ondergaan waarbij celwandmateriaal op moleculair niveau is veranderd waarmee duurzaamheid en vormstabiliteit worden verbeterd, wordt gemodificeerd hout genoemd. Zowel voor het optimaliseren, vingerlassen, lamineren en modificeren zijn er voorschriften.
Voor het produceren van houten gevelvullende elementen is een groot aantal soorten houtsoorten geschikt. Enkele veel voorkomende zijn afzelia, meranti, merbau, vuren, grenen, lariks, robinia en sapupira. Het toepassen van hout waarin veel spint voorkomt, leidt in de praktijk tot problemen ten aanzien van de afwerking van het hout. Om die reden wordt voorgeschreven dat het spint van het hout niet aan de buitenzijde, in de verbinding en de glassponning mag voorkomen. Houtsoorten met duurzaamheidsklasse hoeven niet te worden geschilderd. Met uitzondering van merbau, dat kan gaan bloeden. Houtsoorten uit de duurzaamheidsklasse 4 en 5 moeten geschilderd worden. Het schilderwerk moet ook regelmatig worden bijgehouden.
Fabricagemethode van houten buitendeuren
Om gevelvullende elementen uit de profielen te maken moeten verbindingen worden gemaakt. De verbinding functioneert indien deze tijdens de gebruiksomstandigheden in tact blijft en de eigenschappen behoudt die er tijdens het productieproces aan zijn toegekend. Dat betekent dat een verbinding dicht moet zijn en dicht moet blijven. Het dicht zijn heeft onder andere betrekking op:
- waterdichting van buiten naar binnen;
- luchtdichting tussen binnen en buiten;
- geen vorming van naden op die plaatsen waar water kan komen als gevolg waarvan capillairen ontstaan;
- de sterkte;
- de torsiestijfheid;
- de duurzaamheid.
Het gebruik van metalen verbindingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld schroeven, aan de buitenzijn (of buiten de glaslijn) van kozijnen, ramen en deuren, is niet toegestaan.
Van de toepassingsklassen in NEN-EN 335 zijn verbindingsklassen afgeleid. De volgende verbindingen komen voor de toepassing in aanmerking (zie ook KVT-Online):
- Enkele pen- en gatverbinding, alleen voor stelkozijnen;
- Dubbele pen- en gatverbinding;
- Slisverbindingen, viervlaks of zesvlaks, toepasbaar voor ramen;
- Dubbele deuvelverbinding, kozijnen en ramen;
- Overige verbindingsmiddelen.
Verbindingsklassen B en C komen in aanmerking voor kozijnen (BRL 0819). Dit kan gerealiseerd worden met een dubbele pen- en gatverbinding of met een dubbele deuvelverbinding.
Deuvels moeten minimaal een dekking hebben tussen 8-30 mm (raadpleeg voor de uitzonderingen KVT-Online). De afstand tussen de deuvels moet tenminste gelijk zijn aan de diameter van de grootste deuvel en kleiner dan 4 x de diameter van de grootste deuvel.
Bij verbinding type C moeten zijstijlen ter plaatse van de koppelingen aan de onderzijde van het kozijn doorlopen en moet de onderdorpel tussen de stijlen geplaatst te worden. Als het kozijn uitgevoerd wordt met een pen- en gatverbinding, moet deze als gesloten pen- en gatverbinding worden uitgevoerd (geen open slis aan de zijkant in deze extreem belaste situatie).
In kozijnen worden de volgende verbindingen onderscheiden:
- Hoekverbindingen;
- Ontmoeting van (tussen)stijlen met doorlopende dorpels;
- Ontmoeting van (tussen)dorpels met doorlopende stijlen.
Verbindingen in kozijnen en beweegbare delen moeten worden opgesloten met een opsluitbank. Er is niet meer persdruk nodig dan noodzakelijk voor het sluiten van de verbindingen. Tijdens het opsluiten moet de lijm aan alle zijden uit de verbinding geperst te worden. Als richtlijn voor de toe te passen druk geldt 0,8 Mpa voor loofhout en 0,6 Mpa voor naaldhout.
De pen- en gatverbinding en de slisverbinding moeten bij het opsluiten worden geborgd met een stift, zodanig dat tijdens het verharden van de lijm de verbonden delen niet kunnen verschuiven.
Oppervlaktebehandeling van houten buitendeuren
Wanneer geveltimmerwerk wordt afgewerkt, moet dit gebeuren overeenkomstig BRL 0801 en moet gebruik gemaakt worden van de volgende opbouw: - Grondlaag of grondlagen, aangebracht in de timmerfabriek;
- Afwerklaag of afwerklagen, eventueel aangebracht in de timmerfabriek, maar doorgaans aangebracht op de bouwplaats;
- Onderhoudsafwerklagen, aangebracht door de gebruiker.
Verflagen in de timmerfabriek worden meestal gespoten. Voor buitentoepassingen worden vooral alkydverf (oliebasis/waterbasis/gesiliconiseerd/high solid) verf gebruikt. Voor binnentoepassingen wordt vooral acrylverf gebruikt. De harde houtsoorten uit duurzaamheidsklasse 1 met geringe krimp hoeven niet te worden afgewerkt, maar kunnen van een beits worden voorzien. Vaak wordt om esthetische redenen toch een afwerklaag aangebracht. BRL 0814 en BRL 0801 geven aan waar de laagdikten aan moet voldoen en wie er volgens welk afleverconcept (I-IV) wie welke lagen opbrengt (timmerfabriek of aannemer). Vanuit deze concepten, of vanuit de timmerfabrikant, wordt aangegeven binnen welke tijd geveltimmerwerk in zijn geheel gereed in de lak moet staan. Afleverconcepten: - Concept I: Traditioneel halfproduct;
- Concept II: Bouwfasebestendig product;
- Concept III: Industrieel eindproduct, co-makership;
- Concept IV: Totaalplan.
|
Toebehoren van houten buitendeuren
Beglazing
De beglazing omvat alle materialen en handelingen die nodig zijn voor het plaatsen van glas of andere vlakke materialen in sponnningen:
- Het glas kan buitenaf (buitenbeglazing) of van binnenuit (binnenbeglazing) worden geplaatst;
- Zowel voor de buitenbeglazing las voor de binnenbeglazing wordt een naar buiten belucht systeem toegepast met waterafvoeringen naar beneden en naar buiten;
- De dichting van de beglazing mag worden uitgevoerd met een rugvulling en kit, dan wel door middel van voorgevormde beglazingsprofielen. Combinaties zijn ook mogelijk. In renovatieprojecten en voor monumentale panden wordt soms nog wel gebruik gemaakt van stoppasta of stopverf;
- Alle vlakken onder het glas bij buitenbeglazing moet waterafvoerend zijn (minimaal 9˚ schuin aflopend). Alle vlakken onder glas bij binnenbeglazing moeten direct aansluiten op de waterafvoerende openingen;
- Het glas moet geplaatst worden op en ondersteund worden door steun- of stelblokjes. Als gevolg van de plaatsing van het glas mag er geen spanning in de rand van dubbelglas ontstaan;
- Rugvullingen voor de kitbeglazing moet van PE-schuimband of PE-koord zijn met gesloten celstructuur volgens schuimbandgroep S7,5 (NEN-EN-ISO 11600) en een volumieke massa hebben van minstens 35 kg/m3, voorzien van een zelfklevende laag;
- Aluminium beglazingsprofielen moeten voldoen aan BRL 0810 (Aluminiumprofielen voor gevelelementen). Deze profielen mogen uitsluitend met rvs schroeven worden bevestigd;
- Het buitenbeglazingsprofiel moet rondgaan, zonder rek, worden aangebracht, waarbij de stuik in de bovendorpel plaatsvindt (koud tegen elkaar);
- Bij binnenbeglazing moet aan de onderzijde van het glas een dichting worden aangebracht in de vorm van een kitril (=hieldichting). Hieldichting moet over de gehele onderzijde van de ruit en tot 200 mm verticaal in de stijlen worden doorgezet, of boven de 45 meter rondom de hele ruit worden aangebracht.
Hang- en sluitwerk
- Voor een goed functioneren wordt als uitgangspunt aangehouden dat elk onderdeel van tenminste 2 scharnieren of paumelles is voorzien;
- Bij de toepassing van een 3e scharnier vlak onder het eerste scharnier, mag het gewicht van een raam of deur met 27% vermeerderd worden;
- Deurdrangers trekken een enorm zware wissel op de scharnieren. Voor een deur met een deurdranger moet het gewicht van de deur met 37% verhoogt worden, voor een deurdranger met rem/demping moet het gewicht van de deur zelfs verdubbeld worden;
- Voor scharnieren op deuren met een vloerstopper die op minder dan 60% van de breedte moet ook het gewicht van de deur verdubbeld worden;
- Scharnieren mogen niet worden toegepast voor de vormstabiliteit van ramen en deuren. Van een wringend scharnier vermindert het draagvermogen met circa 15%;
- Verder gelden er de volgende vuistregels voor ramen en deuren:
- voor ramen die breder zijn dan 800 mm neemt het gewicht per cm breedte met 1,5% toe;
- voor deuren die breder zijn dan 930 mm neemt het gewicht per cm breedte met 1,5% toe.
- De inkrozingen van scharnieren moet plaatsvinden na het armschaven van de omkant. het vlak van de inkrozing moet evenwijdig zijn aan het vlak van de armgeschaafde kant. De maattolerantie voor inkrozingen in het kozijn in het draaiend deel ten opzichte van het te monteren scharnierblad is 0-0,5 mm. Voor sluitwerk (slotkast) geldt 2 mm aan boven-, onder- en achterzijde, 1 mm aan de linker- en rechterzijde;
- Bij het afhangen moet rekening worden gehouden met een, ook na het aanbrengen van de afwerklaag, speling tussen het draaiend deel en het kozijn. Algemeen geldt bij het afhangen:
- Aan de scharnierzijde: 1-2 mm;
- Aan de sluitzijde: 3-4 mm;
- Aan de onderzijde naar buitendraaiend deel: 5 mm;
- Aan de onderzijde naar binnendraaiend deel: 3 mm;
- Aan de bovenzijde van een draaiend deel: ≥ 2 mm;
- Aan de zijkanten van een klep- of valraam: ≥ 2 mm.
- De volgende scharniermaten zijn bruikbaar:
- Klepscharnieren: 76 x 76 m, 89 x 89 mm;
- Knopscharnieren: 76 x 76 m, 89 x 89 mm, 102 x 102 mm, 127 x 127 mm;
- Nylon buslagerscharnier: 76 x 76 mm, 89 x 89 mm, 89 x 150 mm;
- Nylonlagerscharnier: 76 x 76 mm , 89 x 89 mm;
- Kogellagerscharnier: 76 x 76 m, 89 x 89 mm, 102 x 102 mm, 127 x 127 mm;
- Kogelpaumelles: 76 x 76 m, 89 x 89 mm, 102 x 102 mm, 89 x 125 mm, 89 x 150 mm;
- Scharnieren kunnen eventueel uitgevoerd zijn met een dievenklauw.
Vanuit SKG kunnen eisen gesteld worden gesteld aan hang- en sluiterk. Het SKG-IKOB hanteert een sterrenmerk (vastgelegd in BRL 3104, Hang- en sluitwerk voor dak- en gevelelementen): *: niet zelfstandig, klasse 2, NEN 5096 inbraakwering van 3 minuten ; **: zelfstandig, klasse 2, NEN 5096 inbraakwering van 3 minuten; ***: zelfstandig, klasse 3, NEN 5096 inbraakwering van 5 minuten. Bij 2 of 3 sterren is het slot stevig zodat het niet zomaar afgebroken of doorgezaagd kan worden. Aangezien het beslag zeer stevig is en geen schroeven aan de buitenkant heeft zitten, kan het cilinderslot niet worden afgebroken. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) sluit aan bij de kwalificaties van SKG-IKOB. |
Bevestigingsmiddelen
Verbindings-, respectievelijk bevestigingsmiddelen, zoals draadnagels, nieten, schroeven en dergelijke moeten, afhankelijke van de te verbinden respectievelijk te bevestigen materialen vervaardigd zijn van verzinkt staal, aluminium, messing of roestvaststaal.
In houtsoorten met weinig agressieve inhoudsstoffen kunnen elektrolytische-verzinkte of gesherardiseerde stalen bevestigingsmiddelen worden toegepast. In houtsoorten die veel agressieve inhoudstoffen bevatten dienen de bevestigingsmiddelen van roestvaststaal, messing of aluminium te zijn.
Houtsoorten die veel agressieve inhoudsstoffen bevatten zijn redwood, western red cedar, afzelia, afrormosia, oregon pine, iroko, wengé en merbau.
Vorm en afmeting
Vorm van houten buitendeuren
De hoofdvorm van houten buitendeuren is in het algemeen rechthoekig. Ook diverse andere vormen zijn in het vlak van het kozijn mogelijk en worden ook vaak toegepast, zoals buitendeuren met getoogde bovendorpel.
Afmetingen van houten kozijnen, ramen en deuren
Houten buitendeuren doorgaans projectmatig op bestelling gefabriceerd. Doe-het-zelvers kunnen via de websites van bouwmarkten houten buitendeuren bestellen.
De afmetingen van de kozijn worden bepaald door de volgende factoren:
- Mogelijkheden van handelbaarheid, transport en montage;
- De te verwachten windbelasting. In de nationale bijlage van NEN-EN 1991-1-4 worden de representatieve waarden voor de windstuwdruk aangegeven.
Toleranties
- Een kozijn mag 0,5% van zijn kleinste maat (hoogte of breedte) scheluw zijn. Dit geldt ook voor de deuren, met een maximum van 3 mm;
- De vervorming van onderdelen van houten (hef)schuifdeuren mag niet groter zijn dan 1 mm/m¹. De maximale toelaatbare maatafwijking van profielen is, bij het maximaal toelaatbare houtvochtgehalte, niet meer dan +/- 0,2 mm;
- Bij de verbindingen mag de maatafwijking tussen de onderdelen van kozijnen die in één vlak liggen, maximaal 0,2 mm zijn;
- Aansluitend bij bovenstaande punten, mogen de breedtematen en hoogtematen van de gevelelementen een maatafwijking hebben van 1 mm/m1 + 0,5 mm op het totaal. Als kozijnen in vakken zijn verdeeld, geldt voor de dagmaten van de vakken dezelfde afwijking.
Uiterlijk van houten buitendeuren
Oppervlaktestructuur
Het oppervlak van geschaafd hout is doorgaans vlak genoeg voor het aanbrengen van een grondlaag.
Kleur
Het voordeel van het gebruik van verf is dat nagenoeg alle kleuren toegepast kunnen worden. Een nadeel van een donkere kleur is de hoge oppervlaktetemperatuur die kan optreden, waardoor er eerder veroudering van het verfsysteem en eventueel harsuittreding optreedt. Die verliest hierdoor zijn functie, wat een nadelig effect heeft op het gehele gevelelement.
Prestaties
Mechanische eigenschappen van houten kozijnen, ramen en deuren
- De sterkte van de gevelelementen moet voldoen aan de eisen voor schokbelasting en mechanische vermoeiing door wisselende windbelasting, waarbij de bepaling van de luchtdoorlatendheid en waterdichtheid plaats moet vinden overeenkomstig respectievelijk NEN-EN 1026 en NEN-EN 1027 en van NEN 3665 (pulserende belasting evenwijdig aan het vlak);
- De weerstand tegen windbelasting moet bepaald worden volgens NEN-EN 12211. De doorbuiging van de onderdelen (tussenstijlen en tussendorpels) moet bepaald worden door middel van berekeningen of beproeving (referentie methode). In de nationale bijlage van NEN-EN 1991-1-4 worden de representatieve waarden voor de windstuwdruk aangegeven;
- De inbraakwerendheid van houten buitendeuren moet worden bepaald volgens NEN-EN 1628, NEN-EN 1629 en NEN-EN 1630;
- De mechanische sterkte van (hef)schuifdeuren moet worden bepaald volgens NEN-EN 14608 en NEN-EN 14609. Voor en na de beproevingen dienen van handmatig te openen (hef)schuifdeuren bedieningskrachten overeenkomstig NEN-EN 12046-1 te worden bepaald;
- De bedieningskrachten van handmatig te openen (hef)schuifdeuren moeten worden bepaald volgens NEN-EN 12046-1.
Vuur, explosie bij houten kozijnen, ramen en deuren
Brandbaarheid
Hout is brandbaar.
Brandvoortplanting
De materialen van de houten buitendeur moeten zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde voldoen aan klasse volgens aansturingstabel 2.66 van het Bouwbesluit, conform NEN-EN 13501-1.
Brandwerendheid
De brandwerendheid van een houten buitendeur wordt beïnvloed door het materiaal en door de samenstelling van de constructie. Voor de loofhoutsoorten wordt een inbrandsnelheid van 0,45-0,8 mm/minuut aangehouden, terwijl voor naaldhout 0,55-0,8 mm/minuut wordt aangehouden (afhankelijk van het soortelijk gewicht). Dit betekent dat bij een brandwerendheidseis van bv. 30 minuten een sponningstelsel van 13,5 mm voldoet voor loofhout en 17 mm voor naaldhout (de KVT omschrijft voor alle houtsoorten een minimum sponninghoogte van 17 mm). Door toepassing van een brandvertragende coating of impregnering is het mogelijk hogere waarden te bereiken.
Gassen, vloeistoffen, vaste stoffen bij houten kozijnen, ramen en deuren
Luchtdoorlatendheid
Uit het oogpunt van energiezuinigheid worden er in het Bouwbesluit eisen gesteld aan de luchtdoorlatendheid van diverse uitwendige scheidingsconstructies.
De toetsingsdruk van verschillende elementen, beproefd volgens NEN-EN 1026, moet voldoen aan de volgende eisen conform NEN 2778:
- Ten hoogste 0,5 m³/h per m¹ naad (aansluitings- en beglazingsvoegen = spouwlat op binnenblad, roosters, panelen), en/of
- ten hoogte 9,0 m³/h per m¹ kier (hang- en sluitnaden) bedragen, en/of
- geen grotere plaatselijke bijdrage aan de luchtvolumestroom van ten hoogste 1,8 m³/h, teneinde (plaatselijke) tochtverschijnselen te voorkomen.
De luchtdoorlatendheid wordt bewerkstelligd door hulpproducten, zoals tochtdichtingen. De effectiviteit van een tochtdichting is het grootst als de sponning in eenzelfde vlak kan worden aangebracht. Elke ‘sprong’ in de dichting geeft een negatief resultaat. In houten gevelelementen kunnen doorgaande dichtingen en onderbroken dichtingen voorkomen. De keuze van de dichtingen is afhankelijk van de gekozen oplossing.
Vochtopname
Hout is een hygroscopisch materiaal. Dat betekent dat het vochtgehalte van het hout wordt beïnvloed door de relatieve luchtvochtigheid van de omgeving. Ook de temperatuur heeft invloed, maar deze is veel kleiner dan die van de luchtvochtigheid. Met het veranderen van het houtvochtgehalte is tevens sprake van dimensieverandering. Het hout krimpt bij droging en zwelt bij verhoging van het vochtgehalte. Op basis van onderzoek worden eisen gesteld aan het gemiddelde toepassingshoutvochtgehalte dat tijdens de productie moet worden aangehouden.
Het vochtgehalte van het hout wordt beïnvloed door een afwerklaag. De grootste dagelijkse schommelingen in temperatuur en relatieve luchtvochtigheid hebben hierdoor geen grote invloed op schommelingen in het houtvochtgehalte.
Waterdichtheid
Als onderdeel van een uitwendige scheidingsconstructie moet een gevelvullend element en de aansluiting daarvan waterdicht zijn:
- De waterdichtheid moet voldoen aan de NEN-EN 1027;
- NEN 2778 vermeldt de toetsingsdruk in Pa. De toetsingsdruk is afhankelijk van de hoogte van de dakrand boven het maaiveld, het windgebied en de terreincategorieën (kust, onbebouwd en bebouwd);
- De resultaten dienen, overeenkomstig NEN-EN 12208, weergegeven te worden in een klasse voor de waterdichtheid overeenkomstig tabel 1 uit NEN-EN 14351-1 (zie de klassen op KVT-Online).
De waterdichtheid wordt bewerkstelligd door een combinatie van een constructieve waterkering en een zich daarbinnen bevindende waterdichting. De waterkering bestaat uit een getrapte opbouw van de constructie, waardoor zo veel mogelijk water naar buiten wordt afgevoerd. Het water dat toch nog voorbij de waterkerende laag komt (enkele procenten) zal moeten worden gestopt door de waterdichting. Bij een getrapte opbouw van een constructie moet altijd rekening worden gehouden met een overlap tussen de boven elkaar liggende delen om te voorkomen dat water door de wind daar tussendoor wordt geblazen. De hoogte van de overlap is afhankelijk van het toepassingsgebied.
Thermische eigenschappen van houten kozijnen, ramen en deuren
Uitzetting
De invloed van temperatuurverandering op hout is zeer gering. Daar waar andere materialen zullen uitzetten bij temperatuurverandering, zal hout krimpen als gevolg van een daling van het houtvochtgehalte (immers door een temperatuurverhoging gaat de relatieve vochtigheid omlaag, dus ook het houtvochtgehalte).
Geleiding
Hout is een redelijk goede warmte-isolator. Voor hout worden de volgende gemiddelde waarden gehanteerd voor de warmtegeleidingscoëfficiënt:
- Hardhout (700-800 kg/m3): 0,17 W/mK;
- Naaldhout (550 kg/m3): 0,14 W/mK.
Gebruikstemperatuur
Houten gevelelementen zijn geschikt voor de toepassing in het temperatuurtraject tussen -50˚C en +100˚C.
Optische eigenschappen van houten kozijnen, ramen en deuren
Kleurechtheid
Doorgaans wordt hout voorzien van een dekkende afwerking. In die gevallen is er dus sprake van een beoordeling van de optische eigenschappen van de verflaag. Ook kunnen diverse houtsoorten worden voorzien van een transparante afwerking. Weer andere houtsoorten kunnen zelfs zonder afwerking worden gebruikt. De houtsoorten met een transparante afwerking of zonder afwerking worden aan het oppervlak blootgesteld aan UV-straling. Als gevolg daarvan zullen bepaalde stoffen in het houtoppervlak verdwijnen, waardoor het oppervlak vergrijst. Kozijnhout in de westgevel verkleurt dan anders en sneller dan kozijnhout in de andere gevels. Soms wordt hier bewust voor gekozen.
Akoestische eigenschappen van houten kozijnen, ramen en deuren
Luchtgeluidsisolatie
De akoestische eigenschappen van houten gevelelementen worden beïnvloed door het hout, de kierdichtingen en de glasdikte(n) en moeten voldoen aan de eisen in NEN 5077 en NEN-EN 12758.
Door de samenstelling van de beglazing te wijzigen, kunnen de akoestische eigenschappen ook aanzienlijk verbeterd worden. Dat kan bv. op de volgende manieren:
- Dikker glas toepassen;
- Glas gebruiken dat van een speciaal scheidingsmateriaal (pvb-folie of giethars) is voorzien;
- De spouw vergroten tussen de binnen- en de buitenruit.
Uit de onderstaande tabel blijkt de positieve invloed van een spouwvergroting op de geluidsisolatie.
Totale Dikte (mm) | Samenstelling (ruit-spouw-ruit) | Geluidsisolatie (dB(A)) van de met lucht gevulde spouw |
20 | 4 - 12 - 4 | 28 |
24 | 4 -12 - 8 | 29 |
34 | 6 -16 -12 | 32 |
27 | 6 - 12 - 81 pvb | 30 |
28 | 4 -12 - 10,2 giethars | 32 |
46 | 8 - 24 - 12,2 giethars | 37 |
58 | 6 - 40 - 12 | 35 |
178 | 6 - 160 - 12 | 42 |
182 | 8 - 160 12,2 giethars | 45 |
| 1) niet akoestische pvb | |
Bron: Voormalig infoblad 'Verbetering van de akoestische prestaties met geluidsisolerend glas in gevels' van SBRCURnet
Toepassing
Functionele bruikbaarheid van houten buitendeuren
Houten buitendeuren zijn in alle sectoren van de bouw toepasbaar, zoals in:
- utiliteitsbouw (nieuwbouw en renovatie);
- woningbouw (nieuwbouw en renovatie);
- hoog- en laagbouw.
Voorschriften voor houten buitendeuren
Voor het samenstellen van houten gevelvullende elementen kan gebruik worden gemaakt van de KVT-Online. Timmerfabrikanten kunnen de KVT gebruikten om timmerwerk samen te stellen, waardoor technisch gezien direct aan de beoordelingsrichtlijn BRL 0801 voldoet. Het is ook mogelijk een eigen product te ontwikkelen, niet volgens de KVT. Ook voor die producten is een acceptatie binnen de BRL 0801 mogelijk.
In hoeverre je houten kozijnen door kunststof kozijnen mag vervangen, is na te lezen in het artikel dat onze hoofdredacteur Margo van Voskuilen daarover schreef: 'Houten kozijnen vervangen door kunststof kozijnen, kan dat zomaar?' Voordeuren die op de woonkamer uitkomen? Na genoeg Amerikaanse films gezien te hebben kwam de vraag op waarom wij in Nederland dat toch niet hebben. Mag het niet, of willen we het niet? Ook dat zocht Margo van Voskuilen voor u uit: Met de deur in huis vallen. Mag een voordeur die aan vervanging toe is, ook zomaar vervangen worden? Of heeft het Bouwbesluit of de Welstandscommissie nog iets in de pap te brokkelen? Lees het na in artikel De gaten vallen in de voordeur. |
Economische bruikbaarheid van houten buitendeuren
Hout vraagt onderhoud, met name van het afwerksysteem. Het toepassen van goede verf zal een duidelijke weerslag hebben op het onderhoud en de economische levensduur van houten elementen verlengen.
Ontwerpdetails voor houten buitendeuren
In de muuraansluitingen moeten voorzieningen worden opgenomen om de windbelastingen op de kozijnen over te dragen naar het bouwkundig kader
Verwerking en montage
Transport van houten buitendeuren
Gevelelementen als kozijnen met ramen en deuren moet op zodanige wijze worden geladen, dat er tijdens transport geen schadelijke vervormingen of beschadigingen kunnen ontstaan. Bewegingen tijdens het transport moeten zoveel mogelijk worden beperkt.
Gevelelementen moeten in verticale stand worden vervoerd, met uitzondering van kleine stijve elementen. De daarvoor in aanmerking komende tijdelijke voorzieningen dienen, voordat tot belading van het transportmiddel wordt overgegaan, te zijn aangebracht en moet gedurende de verdere afwerking op de bouwplaats kunnen worden gehandhaafd.
Opslag van houten buitendeuren
De opslagperiode op de bouwplaats dient zo kort mogelijk te zijn. De opslag van het timmerwerk moet verticaal geschieden. De opslag moet bij voorkeur binnen plaatsvinden in een ruimte die zodanig is geconditioneerd, dat het houtvochtgehalte gehandhaafd blijft. Indien alleen opslag buiten mogelijk is, dan moet dit plaatsvinden op een verharde ondergrond met een goede waterafvoer, waarbij de onderkanten van de buitendeuren vrij moeten zijn van de ondergrond, zodanig dat geen contact met water mogelijk is (ca. 0,3 m vrij van de ondergrond).
Houten buitendeuren moet tegen zon, regen- of sneeuwval worden beschermd. Wanneer ze onder zeilen worden opgeslagen, geldt als aanvullende voorwaarde dat tussen de zeilen en het timmerwerk een zodanige ruimte aanwezig is, dat natuurlijke droging van het timmerwerk mogelijk is.
Montage van houten buitendeuren
- Het afhangen van houten buitendeuren gebeurt meestal door professionals;
- In het kozijn, voorzien van een grondlaag, mogen een minimum aan gaten worden geboord voor het stellen; andere ontstane gaten moeten later afdoende worden gerepareerd;
- Houten buitendeuren mogen niet zodanig worden afgehangen, dat hierdoor de kwaliteit negatief wordt beïnvloed. De uitvoering en het aantal bevestigingsmiddelen moet daarop worden afgestemd.
Bescherming van houten buitendeuren
Nadat de houten buitendeuren gesteld zijn en er vinden nog activiteiten plaats op de bouw, dan moeten ze goed beschermd worden. Tot de beschermingsmaatregelen behoren:
- het voorkomen van een ruwe behandeling van onderdelen zoals bovenzijden van onder- of tussendorpels. Dit is mogelijk door de beschermende maatregelen van de timmerfabriek zo lang mogelijk te handhaven, dan wel zelf beschermende maatregelen te treffen;
- het zo spoedig mogelijk aanbrengen van vakvullingen, zoals draaiende delen, glas e.d.;
- het tegengaan van het bevestigen van steigeronderdelen e.d.;
- het voorkomen van vervuiling van sponningen en het hang- en sluitwerk;
- het zo snel mogelijk herstellen van beschadigingen van grond- of afwerksysteem, van het hout en van de diverse onderdelen of halfproducten;
- het van beglazing voorzien volgens de daarvoor geldende voorschriften;
- het zorgvuldig uitnemen van tijdelijk aangebrachte materialen of halfproducten (zoals bijvoorbeeld ventilatieroosters) en deze op een goede wijze monteren.
Onderhoud
Bediening van houten buitendeuren
De bediening van houten buitendeuren is in het algemeen afhankelijk van de keuze van het hang- en sluitwerk. De leveranciers van het hang- en sluitwerk geven doorgaans goed aan hoe en wanneer het hang- en sluitwerk moet worden onderhouden.
Onderhoud van houten buitendeuren
Bij houten buitendeuren vragen de volgende onderdelen om onderhoud:
- Het verfsysteem (elke 2 á 3 jaar inspecteren);
- Het hang- en sluitwerk;
- Het ventilatierooster;
- De dichtings- en beglazingsbanden (elke 2 á 3 jaar inspecteren).
De beheerder van de houten buitendeuren zal voor de reparatie een goed onderhoudsschema moeten opstellen om problemen in de toekomst te voorkomen.
Reparatie van houten buitendeuren
Het kan voorkomen dat bepaalde onderdelen gerepareerd dan wel vervangen moeten worden. Als het gaat om halfproducten, dan kan worden gezorgd voor een mogelijkheid van demontage. De demontagemogelijkheid moet worden afgestemd op de plaatsing in de bouw.
Kwaliteit en garantie
Certificering van houten buitendeuren
De KVT vormt de basis voor de aan te brengen CE-markering en af te geven Prestatieverklaring, op grond van de Europese Verordening Bouwproducten.
Garantie op houten buitendeuren
Bij de NBvT zijn meer dan 100 fabrikanten aangesloten. Zij geven standaard een garantie op hun producten. Sommigen zijn ook bij de SGT (Stichting Garantie Timmerwerk) of GND (Garantiedeuren) aangesloten, van waaruit ook weer garantiebepalingen gelden op de producten.
Economische factoren
Prijzen van houten buitendeuren
Tijdens de bouwfasen kan worden gesproken over:
- de aanbiedingsprijs van de timmerfabriek;
- de prijs van werkzaamheden op de bouwplaats, zoals het schilderen, beglazen, afhangen enz.
Leveringsvoorwaarden voor houten buitendeuren
Veel timmerfabrikanten zijn lid van de Nederlandse Branchevereniging voor de Timmerindustrie (NBvT). Deze fabrikanten leveren hun producten met leveringsvoorwaarden.
Levering van houten buitendeuren
Doorgaans levert een timmerfabrikant zijn product of direct aan de bouwplaats of aan een ander bedrijf dat het product inbouwt in een prefab gevelelement. De montage wordt meestal niet door de timmerfabrikant uitgevoerd. Er zijn wel een aantal timmerfabrikanten met eigen stelploegen. Sommige fabrikanten leveren ook aan particulieren.
Milieu en gezondheid
Duurzaamheid van houten buitendeuren
Houten buitendeuren kunnen gemaakt worden van gecertificeerd hout. FSC en PEFC zijn de meest bekende, maar er zijn ook keurmerken als MTCS, SFI, CSA, ATFS, PAFC, ISO 14001 en overige keurmerken. Het Centrum Hout stelt infobladen per kenmerk beschikbaar.
Ook wordt door de Europese Houtverordening illegaal gekapt hout geweerd van de Europese markt.
Neveneffecten van houten buitendeuren
Diverse houtsoorten bevatten zelf oplosbare stoffen. Door een goede bescherming van deze houtsoorten in de toepassing is het mogelijk het uittreden van deze stoffen tegen te gaan.
Verenigbaarheid van houten buitendeuren
Diverse houtsoorten bevatten stoffen die een goede combinatie met metaal mogelijk maken. Bij deze houtsoorten kunnen doorgaans het best roestvaststalen bevestigingsmiddelen worden gebruikt.
Levensduur van houten buitendeuren
De levensduur van houten buitendeuren wordt beïnvloed door de natuurlijke duurzaamheid van het materiaal, de verwerking hiervan, het afwerksysteem en het onderhoud. Uit ervaring is gebleken dan indien het element goed is samengesteld, dit zeker 50 á 60 jaar mee kan.
Referenties
Geraadpleegde bronnen
Bouwbesluit 2012
Europese Verordening Bouwproducten (CPR 305/2011/EU)
GND Garantiedeuren
Houtinfo, Centrum Hout
KVT-Online, Nederlandse Branchevereniging voor de Timmerindustrie
Politiekeurmerk Veilig Wonen
SBRCURnet
SKG-IKOB
SKH
SGT, Stichting Garantie Timmerwerk
Documentatie van leveranciers en fabrikanten
Normen
NTA 8800 | Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode |
NEN 2778 | Vochtwering in gebouwen - Bepalingsmethoden |
NEN 3413 | Schuimbanden - Eisen en beproevingsmethoden |
NEN 3576 | Beglazing van kozijnen, ramen en deuren - Functionele eisen |
NEN 3664 | Gevelvullingen met kozijnen, ramen en deuren van ongeplasticeerd PVC - Eisen en beproevingsmethoden |
NEN 5077 | Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd |
NEN 5087 | Inbraakveiligheid van woningen – Bereikbaarheid van gevelelementen: deuren, ramen en kozijnen |
NEN 5089 | Inbraakveiligheid van gebouwen - Inbraakwerend hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden |
NEN 5096 | Inbraakwerendheid - Gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen - Eisen, classificatie en beproevingsmethoden |
NEN 5461 | Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000) - Gezaagd hout en rondhout - Algemeen gedeelte |
NEN 5466 | Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000) – Houtsoorten Europees vuren, Europees Grenen en Europees Lariks |
NEN 6702 | Technische grondslagen voor bouwconstructies - TGB 1990 - Belastingen en vervormingen |
NPR 3577 | Beglazen van gebouwen |
NEN-EN 335 | Duurzaamheid van hout en op hout gebaseerde producten - Gebruiksklassen: Definities, toepassing op massief hout en op houtachtige plaatmaterialen |
NEN-EN 338 | Hout voor constructieve toepassingen - Sterkteklassen |
NEN-EN 844-1 t/m 12 | Rondhout en gezaagd hout |
NEN-EN 1026 | Ramen en deuren - Luchtdoorlatendheid - Beproevingsmethode |
NEN-EN 1027 | Ramen en deuren - Waterdichtheid - Beproevingsmethode |
NEN-EN 1628 | Deuren, ramen, vliesgevels, traliehekken en luiken - Inbraakwerendheid - Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand tegen statische belasting |
NEN-EN 1629 | Deuren, ramen, vliesgevels, traliehekken en luiken - Inbraakwerendheid - Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand tegen dynamische belasting |
NEN-EN 1630 | Deuren, ramen, vliesgevels, traliehekken en luiken - Inbraakwerendheid - Beproevingsmethoden voor de bepaling van de weerstand tegen manuele inbraakpogingen |
NEN-EN 1912 | Hout voor constructieve toepassingen - Sterkteklassen - Toewijzing van visuele sorteringsklassen en houtsoorten |
NEN-EN 1928 | Flexibele banen voor waterafdichtingen - Bitumen, kunststof en rubber banen voor waterafdichtingen voor daken - Bepaling van de waterdichtheid |
NEN-EN 1991-1-4 | Eurocode 1: Belastingen op constructies |
NEN-EN 12207 | Ramen en deuren - Luchtdoorlatendheid – Classificatie |
NEN-EN 12208 | Ramen en deuren - Waterdichtheid - Classificatie |
NEN-EN 12210 | Ramen en deuren - Weerstand tegen windbelasting - Classificatie |
NEN-EN 12211 | Ramen en deuren - Weerstand tegen windbelasting - Beproevingsmethode |
NEN-EN 12758 | Glas voor gebouwen - Beglazing en luchtgeluidisolatie - Product beschrijvingen en bepaling van eigenschappen |
NEN-EN 13111 | Flexibele banen voor waterafdichtingen - Onderlagen voor schubvormige dakbedekkingen en muren - Bepaling van de weerstand tegen waterdoorlating |
NEN-EN 13859-1 | Flexibele banen voor waterafdichtingen - Definities en eigenschappen voor onderlagen - Deel 1: Onderlagen voor schubvormig gelegde dakbedekkingen |
NEN-EN 14351-1 | Ramen en deuren - Productnorm, prestatie-eisen - Deel 1: Ramen en deuren zonder brand- en rookwerende eigenschappen |
NEN-EN-ISO 140-3 | Akoestiek - Het meten van geluidisolatie in gebouwen en van bouwelementen - Deel 3: Laboratoriummeting van de luchtgeluidisolatie van bouwelementen - Amendment 1: Specifieke opstellingsomstandigheden voor lichte dubbele scheidingselementen met het oog op het voorkomen van sterke koppeling tussen de bladen |
NEN-EN-ISO 10077-2 | Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënt - Deel 2: Numerieke methode voor kozijnen |
NEN-EN-ISO 10140-1 t/m 5 | Akoestiek - Laboratoriummeting van geluidisolatie van bouwelementen |
NEN-EN-ISO 11600 | Bouwconstructies - Afdichtingsproducten - Classificatie en eisen voor afdichtingen |
KOMO Beoordelingsrichtlijnen
BRL 0605 | Gemodificeerd hout( informatief het Protocol Geschiktheid van gemodificeerde houtsoorten voor toepassing in geveltimmerwerk) |
BRL 0801 | Houten gevelelementen |
BRL 0809 | Afdichtingsprofielen voor gevelelementen |
BRL 0810 | Aluminium profielen voor gevelelementen |
BRL 0813 | Laag-reliëfdorpels; dorpels onder houten gevelelementen |
BRL 0814 | Filmvormende coatings voor toepassing op hout |
BRL 0817 | Filmvormende voorlak- en aflaksystemen op hout |
BRL 0819 | Verbindingstechnieken in houten gevelelementen |
BRL 1332 | Het thermisch isoleren met een in situ spraysysteem van polyurethaanschuim |
BRL 1704-2 | Gevingerlast hout voor niet-dragende toepassingen |
BRL 1705 | Triplex |
BRL 2339 | Lijmen voor niet-dragende toepassingen |
BRL 2801 | Voegdichtingsmaterialen V3e en V5 geïmpregneerde schuimband |
BRL 2802 | Voegdichtingsmaterialen V3e en V5 geïmpregneerde schuimband |
BRL 2803 | Elastische kitten V3 - V4 - V5 (i en e) |
BRL 2902 | Geoptimaliseerd hout voor niet-dragende toepassingen |
BRL 2908 | Houten deuvels |
BRL 3104 | Inbraakwerend hang- en sluitwerk voor ramen, deuren en luiken |
BRL 4708 | Waterkerende, dampdoorlatende membranen |
BRL 4711 | Dampremmende membranen |
BRL 5701 | Ventilatieroosters |
SKH publicaties
SKH-publicatie 02-04 | Beoordelingsgrondslag MDF/HDF voor toepassing in geveltimmerwerk. Eisen en bepalingsmethoden |
SKH-publicatie 03-07 | Uitvoeringsrichtlijn waterdampdiffusieremming in houtachtige bouwdelen |
SKH-publicatie 04-01 | Beoordeling van afdichtmiddelen voor de timmerindustrie |
SKH-publicatie 05-01 | Bepaling van de hechting van verf op hout |
SKH-publicatie 06-02 | Beoordeling van de geslotenheid van een verffilm op hout |
SKH-publicatie 06-03 | Afwerken houten gevelelementen en houten buitendeuren op basis van prestatie-eisen |
SKH-publicatie 07-01 | Overzicht van toegelaten afdichtmiddelen voor de timmerindustrie |
SKH-publicatie 93-03 | Het gebruik van reparatiemiddelen |
SKH-publicatie 97-04 | Beoordelingsgrondslag Houtsoorten voor toepassing in timmerwerk; eisen en bepalingsmethoden |
SKH-publicatie 98-08 | Inbraakwerend geveltimmerwerk |
SKH-publicatie 99-10 | Gecertificeerde lijmen voor niet-dragende toepassingen (BRL 2339) en verbindingen (BRL 0819) |